[OPINIE] De buitengewoon grote schade van haatmisdrijven

19 maart 2012
Discriminatiegrond: Racisme

verschenen in De Morgen van 17/03/2012
Aanslagen zoals die in Anderlecht maken niet zomaar individuele  slachtoffers, ze treffen de samenleving als geheel Jozef De Witte is directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.

De aanslag op de moskee in Anderlecht, die het leven heeft gekost aan een imam, heeft ons allen geschokt. Het medeleven met de nabestaanden werd door iedereen gedeeld, ongeacht geloof of afkomst, want iedereen beseft hoe verschrikkelijk het is om op deze wijze een geliefde, een ouder of kind, een familielid of vriend te verliezen. Het Centrum staat ter beschikking van de nabestaanden, omdat het hier gaat – zo ziet het er toch naar uit – om een ‘haatmisdrijf’.

Behalve over discriminatie in de enge zin van het woord (een minder gunstige behandeling) en haatboodschappen (het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie) spreken de antidiscriminatiewetten ook over haatmisdrijven. Deze kennen twee bestanddelen. Het eerste bestanddeel is dat er een misdaad of een wanbedrijf wordt gepleegd, zoals brandstichting, vernieling, slagen en verwondingen, belaging, aanranding van eerbaarheid en verkrachting, nalaten of weigeren iemand die in gevaar verkeert hulp te bieden…

Het tweede bestanddeel is dat een van de motieven van de dader gegrond is op haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid ten opzichte van een persoon of een groep van personen, omwille van een kenmerk dat door de antidiscriminatiewetten beschermd is. De dader kiest dus zijn doelwit, en maakt zijn keuze omdat het slachtoffer behoort – of de dader denkt dat althans – tot een groep van mensen die een of meerdere van de 19 verschillende kenmerken vertoont die door de wet beschermd zijn. Bij haatmisdrijven zijn heel vaak raciale gronden, geloof of levensbeschouwing en seksuele geaardheid in het spel, al heeft het Centrum dossiers gehad waar mensen werden uitgekozen omdat ze oud waren, een handicap hadden, arm waren… In al deze gevallen spreekt de wet van een verwerpelijke beweegreden, waarvoor de rechter een zwaardere straf kan opleggen.

Die strafverzwaring is gerechtvaardigd vanuit de noodzaak om tegen haatmisdrijven nog strenger op te treden, omdat de schuld van de dader zwaarder weegt en de schade die hij veroorzaakt groter is. De schade voor het directe slachtoffer van een haatmisdrijf is groter vanwege de psychologische impact. Het slachtoffer is immers niet louter slachtoffer omdat die zich op het slechte moment op de slechte plaats bevindt; of in conflict is met de dader. Het slachtoffer is geen slachtoffer om wat hij doet, maar enkel om wat hij is: omdat hij blank of zwart is, van Belgische of van vreemde origine is, gelovig is of het juist niet is, omdat hij homo is, oud is, arm is, een handicap heeft. Het is niet alleen een aanslag op iemands fysieke integriteit, maar op iemands identiteit zelf, die daarmee gereduceerd wordt tot één enkel kenmerk. Ook bij slachtoffers van een aanranding is de psychologische weerslag vaak belangrijker dan de lichamelijke. Dit kan leiden tot depressie, angst… en tot meer defensief en gereserveerd gedrag en een nog sterker gevoel van stigmatisatie.

Maar de schade is nog groter. Het verwerpelijk motief tast ook de groep of de gemeenschap aan waartoe het individu behoort. Een haatmisdrijf tegen een van de leden van een groep heeft een impact op alle leden van de groep. De dader heeft vaak als doel om niet alleen één individu maar ook de hele groep te intimideren, en sorteert in elk geval dat effect.

En nog stopt de schade niet: de algemeen gedeelde verontwaardiging toont aan dat haatmisdrijven nefast zijn voor de gehele samenleving. Wanneer u of ik straks de straat niet meer durven opgaan of geen bijeenkomst meer bijwonen uit angst voor wat zou kunnen gebeuren, dan is er minder samen-leving. Voor de samenleving is vertrouwen de kostbaarste grondstof: zonder vertrouwen draait de economie niet, het buurt- en verenigingsleven niet, de politiek niet…
Niet voor niets gaf het parlement aan het Centrum ook de opdracht om haatmisdrijven te bestrijden. Het Centrum informeert en sensibiliseert, formuleert aanbevelingen voor een betere aanpak en staat slachtoffers en hun verwanten bij. Het Centrum kan zich burgerlijke partij stellen, en heeft dit in het verleden herhaaldelijk gedaan bij geweld op homo’s, leden van etnisch-culturele minderheden… Daardoor zorgt het dat het aspect ‘haatmisdrijf’ in het onderzoek meegenomen wordt, met aandacht voor de omstandigheden vóór en tijdens het misdrijf; de woorden van de dader voor, tijdens of na de daad (bijvoorbeeld: racistische of homofobe uitlatingen); het karakter zelf van de daad (die vaak heel gewelddadig is); elementen uit het verleden van de dader.

In de democratie moet men meningen, houdingen en uitingen kunnen aanvallen, maar mensen aanvallen mag nooit. Sinds 5 jaar bestaan er instructies voor politie en justitie om haatmisdrijven op te sporen en te vervolgen. Wat de politie betreft moeten die beter gekend zijn, en moet men contactpersonen aanduiden die zich in deze materie specialiseren, zoals dat in Nederland al gebeurt. Bij justitie moet men alle klachten automatisch centraliseren bij de referentiemagistraten, wat een betere kennis, vervolging en opvolging van het fenomeen toelaat. Voordeel is dat de Ministers Turtelboom en Milquet beiden het dossier kennen: aan hen om er samen een prioriteit van te maken.

Een haatmisdrijf tegen een lid van een groep heeft een impact op alle leden van de groep.