Artikel 12: gelijkheid voor de wet

De Staten die Partij zijn bevestigen opnieuw dat personen met een handicap overal als persoon erkend worden voor de wet.

De Staten die Partij zijn erkennen dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen in alle aspecten van het leven rechtsbekwaam zijn.

De Staten die Partij zijn nemen passende maatregelen om personen met een handicap toegang te verschaffen tot de ondersteuning die zij mogelijk behoeven bij de uitoefening van hun handelingsbekwaamheid.

De Staten die Partij zijn waarborgen dat alle maatregelen die betrekking hebben op de uitoefening van handelingsbekwaamheid, voorzien in passende en doeltreffende waarborgen in overeenstemming met het internationale recht inzake de mensenrechten om misbruik te voorkomen. Deze waarborgen dienen te verzekeren dat maatregelen met betrekking tot de uitoefening van handelingsbekwaamheid de rechten, wil en voorkeuren van de desbetreffende persoon respecteren, vrij zijn van conflicterende belangen of onbehoorlijke beïnvloeding, proportioneel zijn en aangepast zijn aan de omstandigheden van de persoon in kwestie, van toepassing zijn gedurende een zo kort mogelijke periode en onderworpen zijn aan een regelmatige beoordeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of gerechtelijke instantie. De waarborgen dienen evenredig te zijn aan de mate waarin deze maatregelen van invloed zijn op de rechten en belangen van de persoon in kwestie.

Met inachtneming van de bepalingen van dit artikel nemen de Staten die Partij zijn alle passende en doeltreffende maatregelen om de rechten te garanderen van personen met een handicap, op voet van gelijkheid met anderen, op eigendom of het erven van vermogen en te waarborgen dat zij hun eigen financiële zaken kunnen behartigen en onder dezelfde voorwaarden als anderen toegang hebben tot bankleningen, hypotheken en andere vormen van financiële kredietverstrekking en verzekeren zij dat het vermogen van personen met een handicap hen niet willekeurig wordt ontnomen.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Kiss v. Hongarije (2010)

In feite

In 1991 werd bij de eiser een manische depressie gediagnosticeerd. In 2005 werd hij onder gedeeltelijke voogdij geplaatst. Deze maatregel heeft, naast gevolgen terug te vinden in het Burgerlijk Wetboek, in overeenstemming met de Hongaarse Grondwet ook automatisch tot gevolg dat het stemrecht wordt ontnomen. De eiser argumenteert voor het Hof dat de ontzetting uit zijn stemrecht omwille van de gedeeltelijke voogdij ongerechtvaardigd is, niet kan worden aangevochten omdat het gebaseerd is op de grondwet en discriminatoir is en strijdig met het VN-Verdrag Handicap.

VN-Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap

Zsolt Bujdosó en anderen v. Hongarije (2013)

In feite

Zes personen die lijden aan een intellectuele handicap werden onder gedeeltelijke of algemene voogdij geplaatst op basis van rechterlijke uitspraken. Krachtens de Hongaarse grondwet hebben personen onder voogdij geen recht om te stemmen en worden hun namen automatisch uit het verkiezingsregister verwijderd. Tot op vandaag de dag zijn ze ontzet uit hun rechten en kunnen ze niet deelnemen aan verkiezingen. De eisers argumenteren dat de automatische ontzetting uit hun kiesrechten, ongeacht de aard van de handicap en de individuele capaciteiten, discriminatoir is en ongerechtvaardigd.

Makarova vs. Lithouwen (2017)

In feite

The author's wife was the victim of a road accident which was caused by V.M. As a result, she suffered multiple bodily injuries, including a head injury. On 9 January 2006, a government medical commission established a medical disability ratio of 60% for Ms. Makarova, which was later aggravated to a ratio of 80%. She was thus unable to come to the police station in person. By letters of 25 January 2006 and 15 April 2006, she therefore requested to be informed of the criminal investigation initiated against V.M. Tthe requests were ignored by the authorities with the consequence that she was unlawfully deprived of her right to challenge the decisions and conclusions of the prosecutor.