Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalig), 29 april 2020
Het OCMW stelde aan een vrouw met een leefloon een job voor als poetshulp in een woonzorgcentrum, op grond van artikel 60, § 7 van de OCMW-wet. Het OCMW erkende dat de vrouw de job aanvaardde. Daarna wees het OCMW erop dat het arbeidsreglement het dragen van de hoofddoek verbiedt. Mevrouw A. riep daarop in dat dit, gelet op haar geloofsovertuiging, voor haar onmogelijk is. In maart 2018 nam het OCMW een beslissing waarin te lezen staat dat de vrouw "de job weigerde onder invloed van haar broer en haar geloofsovertuiging".
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Datum: 29 april 2020
Instantie: arbeidsrechtbank Brussel
Criterium: geloofsovertuiging
Beslissing:
Na een grondige analyse van het dossier, komt de arbeidsrechtbank tot het besluit dat de vrouw het slachtoffer was van een indirecte discriminatie in de zin van artikel 4, 3°, van de ordonnantie van 4 september 2008.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arb.rb.Brussel, 29-04-2020
Wetgeving: Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ter bevordering van diversiteit en bestrijding van discriminatie in het Brussels gewestelijk openbaar ambt (4 september 2008)