Ga verder naar de inhoud

Hof van Cassatie, 21 oktober 2025

Een journalist verspreidde 4 Twitter-berichten (vroegere X) naar aanleiding van een televisiereportage die hij maakte. Hij werd beticht van valsheid in informatica, belaging en laster. Het Hof van Cassatie bevestigt dat de Twitter-berichten een drukpersmisdrijf vormen. Omdat de Twitter-berichten en de televisiereportage onlosmakelijk samenhangen, moet een hof van assisen over beide oordelen.

[Waarschuwing: deze uitspraak kan kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 21/10/2025
Domeinen: Media en sociale media
Beschermde kenmerken: Geen beschermd kenmerk
Rechtsinbreuk(en): Andere, Haatmisdrijf, Belaging en elektronische belaging, Laster en eerroof
Rechtsmacht: Hof van Cassatie
Rechtsgebied: België
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten

In 2017 zond de VRT een reportage uit over 'meesteroplichter M.S.'. De journalist die de reportage maakte, verspreidde vervolgens 4 Twitter-berichten over de zaak. Hij werd door M.S. aangeklaagd voor valsheid in informatica, belaging en laster. De 2 laatste tenlasteleggingen hadden zowel betrekking op de Twitter-berichten als op de reportage.

De correctionele rechtbank veroordeelde de journalist voor valsheid in informatica (correctionele rechtbank Brussel (Nederlandstalig), 7 juli 2023). 

Het hof van beroep oordeelde evenwel dat de Twitter-berichten een drukpersmisdrijf konden uitmaken in de zin van artikel 150 Grondwet en verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de 3 samenhangende tenlasteleggingen (hof van beroep Brussel (Nederlandstalig), 11 maart 2025). 

Het hof van beroep was van mening dat de Twitter-berichten onlosmakelijk verbonden waren met de reportage. Bijgevolg moesten de klachten over de reportage, gelet op de regels van de samenhang, eveneens door een hof van assisen worden beoordeeld.

Juridische kwalificatie

Het openbaar ministerie vervolgde de beklaagde voor:

  • valsheid in informatica (artikel 210bis oud Strafwetboek)
  • belaging (artikel 442bis oud Strafwetboek)
  • laster (artikel 443 e.v. oud Strafwetboek)

Beslissing

Drukpersmisdrijf?

Volgens M.S. bevatten de Twitter-berichten geen meningsuiting, maar waren ze een weergave van uitspraken, zodat ze geen drukpersmisdrijf vormden.

Het Hof van Cassatie wijst erop dat het voor een drukpersmisdrijf wezenlijk is dat de inhoud van het geschrift moet worden beoordeeld. Niet vereist is dat de in het geschrift uitgedrukte gedachte of mening een bepaalde maatschappelijke relevantie of gewichtigheid heeft, dan wel in een bepaalde mate is beargumenteerd of uitgewerkt. Zodoende komt elke gedachte of mening in aanmerking en kan een eenvoudige lasterlijke aantijging, zoals het omschrijven van een persoon als 'oplichter', een drukpersmisdrijf uitmaken. 

Het feit dat een geschrift in het verlengde ligt van een publieke berichtgeving die als dusdanig niet het voorwerp van een drukpersmisdrijf kan uitmaken, zoals mondelinge uitlatingen tijdens een audiovisuele uitzending, doet geen afbreuk aan het feit dat dit geschrift het voorwerp van een drukpersmisdrijf kan uitmaken, in zoverre aan het geschrift zelf een effectieve publiciteit is gegeven. 

Samenhang?

Het Hof van Cassatie wijst er vervolgens op dat de Twitter-berichten en de reportage onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, zodat op basis van de regels van de samenhang het hof van beroep niet bevoegd was om te oordelen over het geheel van de aan de journalist ten laste gelegde feiten. De 3 samenhangende tenlasteleggingen dienden samen door een hof van assisen te worden beoordeeld.

Belemmering van de toegang tot de rechter?

M.S. stelde een burgerlijke vordering in voor de strafrechter. Volgens M.S. werden zowel de toegang tot de rechter, evenals de behandeling van zijn burgerlijke vordering binnen een redelijke termijn, onevenredig belemmerd door de omstandigheid dat drukpersmisdrijven op grond van artikel 150 Grondwet in de regel behoren tot de bevoegdheid van het hof van assisen. Er was volgens M.S. een schending van artikel 6.1 en 13 EVRM.

Het Hof van Cassatie stelde evenwel dat de benadeelde van een drukpersmisdrijf geen burgerlijke vordering moet instellen voor een strafrechter, maar dat evengoed kan doen voor een burgerlijke rechter. Aldus is noch de toegang van de betrokkene tot de rechter, noch de behandeling van zijn burgerlijke vordering binnen een redelijke termijn, onevenredig belemmerd door de omstandigheid dat overeenkomstig artikel 150 Grondwet drukpersmisdrijven in de regel behoren tot de bevoegdheid van het hof van assisen. 

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Cass., 21/10/2025 - Rolnummer P.25.0605.N

Wetgeving:

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?