Cour d’appel de Bruxelles (francophone), 4 septembre 1987
Attendu que l’expression “discrimination raciale”, au sens de l’article 3 de la loi du 30 juillet 1981, vise les distinctions, exclusions, restrictions ou préférences fondées sur la race, la couleur, l’ascendance ou l’origine nationale ou ethnique, qui ont pour but ou pour effet de détruire ou compromettre la reconnaissance, la jouissance ou l’exercice des conditions d’égalité des droits de l’homme et des libertés fondamentales
[Avertissement : les jugements et arrêts peuvent contenir un langage offensant].
De gelijkheid van behandeling wordt echter slechts geschonden indien het onderscheid willekeurig is, m.a.w. indien zij elke objectieve en redelijke rechtvaardiging mist. Het is niet strijdig met de principes van gelijke rechten en fundamentele vrijheden om een beleid aan te kleven ten gunste van nationale onderdanen, en in zekere mate, van verwante staten, zowel op geografisch als op cultureel vlak, en dat zelfs niet strijdig is om bepaalde in een voormalig gunstige conjunctuur toegekende voordelen te beperken. Het aanzetten tot haat of tot misprijzen van bepaalde personen wegens hun etnisch toebehoren of hun huidskleur is rassendiscriminatie of segregatie.
Lidmaatschap van een vereniging die op duidelijke en herhaalde wijze de arbitraire terugzending van bepaalde niet-Europese inwijkelingen naar hun land van herkomst nastreeft en die de Belgische bevolking tot haat en misprijzen ten opzichte van deze personen ophitst, kan bijvoorbeeld een inbreuk uitmaken op artikel 3 van de wet van 30 juli 1981.
Gedaagden kunnen niet worden veroordeeld. De omstreden geschriften zijn weliswaar weinig hoffelijk ten aanzien van migranten, maar het aanzetten tot discriminatie maakt niet de hoofdactiviteit van de vereniging uit.
Opmerking: Met deze uitspraak bevestigt het Hof de beslissing van de lagere rechter (Corr. Brussel, 26 mei 1986).