Arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 16 januari 2019
Na zijn sollicitatie ontvangt een sollicitant per ongeluk een interne mail van het bedrijf waar hij solliciteerde. Daarin staat: “Doe maar A. Weer zo nen buitenlandse naam.” Wanneer hij meer uitleg vraagt over deze e-mail, antwoordt het bedrijf: "Te moeten vaststellen dat niet alle buitenlandse werkkrachten met goede intenties komen werken en dat ze vaak meer kosten aan ziekenkas dan dat ze het bedrijf iets opbrengen."
[Eerste aanleg: Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, 11 september 2017]
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Feiten
Een man van Marokkaanse origine solliciteerde bij een bedrijf. Na zijn sollicitatie ontving hij een e-mail van het bedrijf waarin stond: "Doe maar inderdaad A. Weer zo nen buitenlande naam (...)." Hij vroeg meer informatie over dit bericht en keeg een e-mail met daarin onder meer volgende passage: "Wij hebben in het verleden helaas te vaak moeten vaststellen dat niet alle buitenlandse werkkrachten met goede intenties komen werken. Het kost ons vaak meer geld aan ziekenkas e.d. dan de persoon in kwestie het bedrijf iets opbrengt (...)."
De man meende dat er sprake was van een inbreuk op de antiracismewet en stelde een stakingsvordering in.
In eerste aanleg oordeelde de voorzitter van de arbeidsrechtbank evenwel dat de stakingsvordering onontvankelijk was omdat er geen herhalingsgevaar meer zou zijn geweest. De man had immers het aanbod van het bedrijf afgewezen om nog verder deel te nemen aan de sollicitatieprocedure.
Beslissing
Het arbeidshof oordeelt in dit arrest dat de man feiten kan aantonen - onder meer via de uitgewisselde berichten - die het bestaan van discriminatie op grond van nationale en/of etnische afstamming kunnen doen vermoeden. Het bedrijf slaagt er niet in om het tegenbewijs te leveren dat er geen sprake is van discriminatie.
De medewerkers van het bedrijf brachten hun negatieve vooringenomenheid omtrent de nationale en/of etnische afstamming van de sollicitant ten overstaan van hem tot uiting. Hij werd strenger, en dus ongunstiger, behandeld dan een andere sollicitant in een vergelijkbare situatie zou worden behandeld.
Het directe onderscheid dat werd gemaakt kan door het bedrijf niet worden gerechtvaardigd op basis van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste.
Het arbeidshof beveelt bijgevolg de staking van de discriminatie. Het arbeidshof legt bijkomend dwangsommen op voor het geval het stakingsbevel niet zou worden nagekomen en beveelt de aanplakking van het arrest. Het slachtoffer krijgt een forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon.
Aandachtspunten
1.
De stakingsvordering uit de antiracismewet heeft tot doel:
- Vast te stellen dat er sprake is van discriminatie.
- De staking van deze discriminatie te bevelen.
- Een forfaitaire schadevergoeding toe te kennen aan het slachtoffer.
Het arbeidshof verduidelijkt dat de rechter de ontvankelijkheid en gegrondheid van elke vordering apart moet beoordelen. Ook wanneer de staking niet wordt bevolen, kan door de rechter worden vastgesteld dat er sprake is van discriminatie en kan de forfaitaire schadevergoeding (en de aanplakking) worden toegekend.
2.
Een stakingsvordering kan zowel worden ingesteld met betrekking tot:
- Een discriminatie die zich nog aan het voltrekken is tegenover het slachtoffer.
- Een discriminatie die beëindigd is, maar waarbij een gevaar voor herhaling bestaat.
Het arbeidshof oordeelt dat in deze zaak het herhalingsgevaar noch individueel (met betrekking tot de sollicitant in kwestie), noch collectief (met betrekking tot andere sollicitanten) objectief kan worden uitgesloten. De sollicitant in kwestie zou immers opnieuw kunnen solliciteren bij het bedrijf voor een andere functie. Hij moet dat dan kunnen doen zonder risico op herhaling van de vastgestelde directe discriminatie. Andere personen van buitenlandse origine die bij het bedrijf zouden solliciteren riskeren eveneens om geconfronteerd te worden met het selectie- en aanwervingsbeleid dat uitgaat van negatieve vooroordelen en veralgemeningen.
3.
Het arbeidshof herhaalt dat Unia beschikt over een individueel en collectief actierecht.
In het kader van het individueel actierecht moet Unia de toestemming van het slachtoffer verkrijgen. In het kader van het collectieve actierecht kan Unia een rechtsvordering instellen in het algemeen belang ter verwezenlijking van haar wettelijke opdracht.
4.
Het feit dat een bedrijf werknemers van buitenlandse origine in dienst heeft, sluit niet uit dat bij andere aangelegenheden sollicitanten werden of worden geweigerd omwille van hun nationale en/of etnische afstamming of strenger of ongunstiger worden behandeld in het kader van een sollicitatieprocedure.
Unia was partij bij de zaak.
Afgekort: Arbh. Antwerpen, 16-01-2019 - rolnummer 2017/AA/581-582