Ga verder naar de inhoud

Hof van beroep Bergen, 27 maart 2025

4 militairen werden beschuldigd van negationisme en aanzetten tot haat. Ze hadden een discussiegroep ‘Auschwitz’ opgericht op sociale media en deelden er haatdragende berichten. 

[Eerste aanleg: Correctionele rechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, 26 juni 2024]

[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 27/03/2025
Domeinen: Samenleving
Beschermde kenmerken: Racisme, Geen beschermd kenmerk
Rechtsinbreuk(en): Haatspraak, Aanzettingsmisdrijf, Negationisme
Rechtsmacht: Hof van beroep
Rechtsgebied: Bergen
Unia (burgerlijke) partij: ja

Feiten  

De 4 militairen hadden op sociale media:

  • een discussiegroep opgericht onder de naam ‘Auschwitz’. De leden van de groep werden aangeduid met jood nr. 1, jood nr. 2, jood nr. 3 … De groep werd door de militairen omschreven als een parodie op de concentratiekampen
  • een video gedeeld over de aanval op een moskee in Christchurch (Nieuw-Zeeland)
  • haatdragende memes, tekeningen en foto’s gedeeld

De militairen sympathiseerden met het nazisme. Eén van de beklaagden bracht bijvoorbeeld de Hitlergroet in de kazerne, was lid van het Telegramkanaal ‘Hitler did nothing wrong’ en nam in Polen deel aan schietoefeningen georganiseerd door een vereniging waarvan de leden aanleunden bij extreemrechts. Een andere beklaagde bracht de Hitlergroet in de kazerne terwijl hij Duitse marsmuziek speelde en had een hakenkruis getekend in de sportzaal van de kazerne.

Juridische kwalificatie  

Het openbaar ministerie vervolgde de beklaagden voor de volgende tenlasteleggingen:  

  • ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd (artikel 1 negationismewet)
  • aanzetten tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan (artikel 20, 4° antiracismewet)

Beslissing 

De correctionele rechtbank had 1 beklaagde destijds veroordeeld tot een werkstraf van 75 uur en een geldboete van 1.600 euro (met 3 jaar uitstel) op grond van de negationismewet. De 3 andere beklaagden werden vrijgesproken. Het openbaar ministerie tekende beroep aan tegen de 3 beklaagden die werden vrijgesproken. Unia ging ook in beroep.

Het hof van beroep veroordeelde de 3 beklaagden tegen wie beroep werd ingesteld voor ‘aanzetten tot’ en wees op het volgende:

  • De berichten viseerden systematisch bepaalde personen en groepen en suggereerden dat die verwijderd of vernietigd moesten worden. Ze verheerlijkten het nazisme en dreven de spot met de Holocaust. De beklaagden vergeleken in hun taalgebruik mensen met dieren. Bepaalde personen en groepen werden systematisch ontmenselijkt. Er was volgens het hof van beroep dan ook geen sprake van zwarte humor, maar wel van het aanzetten tot haat.
  • De beklaagden konden zeer goed de nuances en strafrechtelijke consequenties van hun berichten inschatten, gelet op hun opleidingsniveau en de cursussen die ze hadden gekregen in het leger.
  • De beklaagden waren militair en waren vertrouwd met het gebruik van wapens. Buitenstaanders konden geloven dat ze bereid waren om hun woorden om te zetten in daden.

Daarnaast veroordeelde het hof van beroep 2 van de 3 beklaagden tegen wie beroep werd ingesteld voor negationisme. Het oprichten van een discussiegroep met als benaming ‘Auschwitz’ was volgens de beklaagden zwarte humor en een parodie op de naziconcentratiekampen. Het hof van beroep oordeelde daarentegen dat het op zijn minst het minimaliseren van de Holocaust betrof, want uit de gebruikte bewoordingen bleek dat de wreedheden die werden begaan tegenover het Joodse volk werden gebanaliseerd. Het hof van beroep merkte op dat één van de beklaagden, na zijn ondervraging, de discussiegroep meteen had verwijderd. Dat deed hij wellicht vanuit het besef dat de grenzen van de humor werden overschreden. De 3e beklaagde was niet betrokken bij het oprichten van de discussiegroep en werd vrijgesproken voor negationisme.

2 beklaagden werden veroordeeld tot werkstraf van 70 uur en een geldboete van 208 euro. 1 beklaagde werd veroordeeld tot een werkstraf van 50 uur. Unia kreeg een morele schadevergoeding van 1 euro en een rechtsplegingsvergoeding.

Unia was betrokken partij.

Afgekort: HvB Bergen, 26/3/2025 - rolnummer 2024 F 5

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?