Hof van Cassatie, 11 juni 2018
In 2009 merkt een man jobaanbiedingen op die zeer strikte leeftijdsvoorwaarden opleggen. De man in kwestie heeft geen interesse voor de jobs, maar meldt de feiten wel aan de VDAB en Unia. In de loop van de procedure wordt de vordering van Unia als niet-ontvankelijk beschouwd wegens gebrek aan toestemming van een slachtoffer. Het Hof van Cassatie oordeelt dat de instemming van het slachtoffer niet is vereist wanneer de discriminatie een onbepaald aantal personen treft.
[Eerste aanleg: Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 28 september 2010]
[Hoger beroep: Arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 9 januari 2012]
Feiten
In 2009 merkt een man jobaanbiedingen op die zeer strikte leeftijdsvoorwaarden opleggen. De man in kwestie heeft geen interesse voor de jobs, maar meldt de feiten wel aan de VDAB en Unia. In de loop van de procedure wordt de vordering van Unia als niet-ontvankelijk beschouwd wegens gebrek aan toestemming van een slachtoffer.
Beslissing
Krachtens artikel 31 van de antidiscriminatiewet is, wanneer het slachtoffer van de discriminatie een geïdentificeerde natuurlijke persoon of rechtspersoon is, de rechtsvordering van het Centrum en de belangenverenigingen alleen ontvankelijk als zij aantonen dat zij de instemming van het slachtoffer hebben verkregen.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat de ontvankelijkheidsvereiste van voormeld artikel 31, namelijk de instemming van het slachtoffer, niet vereist is wanneer de discriminatie een onbepaald aantal personen treft.
Het arrest van het arbeidshof van Antwerpen dd. 9 januari 2012 wordt vernietigd.
Unia was betrokken partij.
Afgekort: Cass., 11-06-2018
Wetgeving:
- Artikel 31 Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (antidiscriminatiewet) (10 mei 2007)