Rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalig), 14 maart 2025
Op 21 januari 2021 werden na een manifestatie tegen klassenjustitie en racisme in Brussel 233 personen aangehouden, onder wie 82 minderjarigen. Enkele personen die werden aangehouden, vorderden een schadevergoeding op grond van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek. De rechtbank van eerste aanleg oordeelde dat de Belgische Staat, de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene en de burgemeester van Brussel foutief hadden gehandeld en kende een schadevergoeding toe.
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Feiten
Op 24 januari 2021 verzamelden een 150-tal personen in Brussel om te manifesteren tegen klassenjustitie en racisme na een oproep van de organisatie Gauche anticapitaliste. De manifestatie duurde ongeveer een uur en verliep vreedzaam. Tijdens de manifestatie was de politie aanwezig met 450 manschappen.
Na afloop van de manifestatie werden 233 personen aangehouden, onder wie 82 minderjarigen. De politie paste hierbij de insluitingstechniek toe waardoor niet enkel oproerkraaiers, maar ook vreedzame manifestanten en personen die niets te maken hadden met de manifestatie, werden omsingeld. De aangehouden personen werden naar de kazerne van Etterbeek gebracht. Ze kregen er te maken met fysiek geweld en met racistische en seksistische beledigingen.
Naar aanleiding van het gewelddadige politieoptreden begonnen 12 personen, samen met de Ligue des Droits Humains, een burgerrechtelijke rechtszaak tegen de Belgische Staat, de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene en de burgemeester van Brussel. Ze eisten een schadevergoeding op grond van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek.
Er loopt in deze zaak ook nog een strafrechtelijk onderzoek.
Beslissing
De rechtbank van eerste aanleg oordeelde dat er in België geen wettelijke omkadering is voor de insluitingstechniek en dat die strijdig is met artikel 2 EVRM en artikel 5 van het 4e Protocol bij het EVRM. De politiezone Brussel Hoofdstad Elsene, en de burgemeester van Brussel die de operatie leidde, waren hier in de fout gegaan.
Vervolgens beoordeelde de rechtbank van eerste aanleg de bestuurlijke aanhouding. Artikel 31 van de wet op het politieambt stelt dat personen bestuurlijk kunnen worden aangehouden wanneer ze de openbare rust daadwerkelijk verstoren of wanneer er redelijke gronden zijn om te denken dat ze voorbereidingen treffen om een misdrijf te plegen dat de openbare rust of de openbare veiligheid ernstig in gevaar kan brengen. Hiervan was er geen sprake volgens de rechtbank van eerste aanleg. In het licht van artikel 37 Kinderrechtenverdrag, artikel 5 EVRM en artikel 31 van de wet op het politieambt, waren de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene en de burgemeester van Brussel ook hier in de fout gegaan.
De politie gebruikte handboeien en had ook minderjarigen geboeid. Dat gebeurde in strijd met artikel 37 van de wet op het politieambt dat opsomt onder welke voorwaarden personen mogen worden geboeid.
Enkele personen hadden aangevoerd dat er sprake was van etnische profilering. Volgens de rechtbank van eerste aanleg kon uit de elementen in het dossier onvoldoende worden afgeleid dat er sprake was van etnische profilering.
Wat de omstandigheden van de bestuurlijke aanhouding betrof, wees de rechtbank van eerste aanleg op tal van problemen in de kazerne van Etterbeek:
- De procedures werden niet gerespecteerd.
- De handboeien werden te strak aangespannen.
- De cellen hadden onvoldoende capaciteit.
- De chauffage werkte niet.
- Personen werden brutaal en gewelddadig behandeld ...
De politiezone Brussel Hoofdstad Elsene was hier in de fout gegaan, gelet op artikel 3 en 15 EVRM en artikel 33sexies van de wet op het politieambt. Ook de Belgische Staat droeg een deel van de verantwoordelijkheid door een kazerne die niet geschikt was te laten gebruiken door de politie.
Een persoon, die minderjarig was op het ogenblik van de feiten, was tijdens zijn aanhouding het slachtoffer geworden van verbaal en fysiek geweld vanwege de politie. Hij had de verwondingen laten vaststellen door een arts. Zijn ouders waren niet op de hoogte gebracht van zijn bestuurlijke aanhouding zoals voorzien in artikel 33quater van de wet op het politieambt. Zijn strafrechtelijke klacht werd geseponeerd omdat de daders van het geweld niet konden worden geïdentificeerd. De politiezone Brussel Hoofdstad Elsene was hier in de fout gegaan volgens de rechtbank van eerste aanleg.
11 slachtoffers kregen elk een morele schadevergoeding die ex aequo et bono werd vastgelegd op 900 euro. Het 12e slachtoffer (van verbaal en fysiek geweld) kreeg een schadevergoeding die ex aequo et bono werd vastgelegd op 5.000 euro.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Rb. Brussel (Fr.), 14/3/2025 - rolnummer 23/482/A
Wetgeving:
- Artikel 37 Verdrag inzake de rechten van het kind (20 november 1989) (artikel 37 Kinderrechtenverdrag)
- Artikel 3, artikel 5, artikel 10, artikel 11, artikel 14 en artikel 15 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 3 EVRM) (artikel 5 EVRM) (artikel 10 EVRM) (artikel 11 EVRM) (artikel 14 EVRM) (artikel 15 EVRM)
- Artikel 2 Protocol nr. 4 bij het EVRM tot het waarborgen van bepaalde rechten en vrijheden die niet reeds in het Verdrag en in het eerste Protocol daarbij zijn opgenomen (16 september 1963)
- Artikel 10 en artikel 11 Grondwet
- Artikel 1382 Burgerlijk Wetboek
- Artikel 1, artikel 7, artikel 31, artikel 33quater, artikel 33sexies, artikel 34 en artikel 47 Wet op het politieambt (5 augustus 1992)
- Artikel 3 en artikel 42 Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (7 december 1998)
- Artikel 133, artikel 134 en artikel 135 Nieuwe gemeentewet (24 juni 1988)