Ga verder naar de inhoud

Unia verzet zich bij het Grondwettelijk Hof tegen de ordonnantie “Brussel Digitaal”

21/10/2024

24 actoren uit het Brusselse middenveld hadden in augustus al hun krachten gebundeld om bij het Grondwettelijk Hof een verzoek tot nietigverklaring van een van de bepalingen van de verordening “Brussel Digitaal” in te dienen.

Unia sluit zich daar nu bij aan in haar hoedanigheid van organisatie die gelijkheid bevordert en discriminatie bestrijdt en als onafhankelijk mechanisme dat verantwoordelijk is voor het toezicht op het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De aanleiding hiervan is de legitieme bezorgdheid die de ordonnantie aanwakkert op het vlak van digitale kwetsbaarheid.

Vragen of op zoek naar meer achtergrond?

Carole Poncin

Persattaché

Context

De ordonnantie “Brussel Digitaal” van Bernard Clerfayt, die tot doel heeft gemeentelijke en gewestelijke besturen volledig online beschikbaar te maken, werd afgelopen februari goedgekeurd. Voor deze goedkeuring had het Brusselse maatschappelijk middenveld zich gedurende anderhalf jaar mobiliseerd tegen de verordening en het gebrek aan duidelijke garanties met betrekking tot het behoud van fysieke loketten en telefoondiensten, die weldegelijk essentieel zijn voor alle Brusselaars.

Net als het maatschappelijk middenveld, is Unia niet tegen de digitalisering op zich, maar vreest de organisatie dat bepaalde kwetsbare groepen en slachtoffers van digitale discriminatie achterblijven. Ter herinnering: 40% van de Belgen en 70% van de laaggeschoolde Brusselaars bevinden zich in een situatie van digitale kwetsbaarheid.

Artikel 13

Het verzoek tot vernietiging heeft niet tot doel om heel de ordonnantie te annuleren, maar slechts een deel van artikel 13 ervan. In principe houdt de tekst rekening met de moeilijkheden bij de toegang tot digitale technologie waarmee bepaalde doelgroepen te maken kunnen krijgen. Het bepaalt daarom dat publieke diensten naast digitale kanalen ook telefonisch, via fysieke loketten en per post bereikbaar moeten blijven. Eén van de artikelen, artikel 13, is echter niet duidelijk omdat daarin wordt uitgelegd dat overheden alternatieven voor deze drie minimale toegankelijkheidsgaranties kunnen invoeren, of deze zelfs kunnen schrappen, in het geval van een onevenredige last, zonder te definiëren of aan te geven wat dat juist zou kunnen inhouden.

Voor veel burgers zou hun toegang tot essentiële openbare diensten daardoor ondermijnd kunnen worden, wat in strijd is met hun grondrechten.

  1. Burgers die problemen hebben met digitale technologie, worden gediscrimineerd ten opzichte van andere gebruikers bij hun toegang tot openbare diensten.
  2. Ze worden de toegang ontzegd tot essentiële diensten die toegang tot fundamentele economische, sociale en culturele rechten mogelijk maken.
  3. Hoewel dit probleem van toegang tot rechten vooral mensen met een handicap treft, die statistisch gezien een groter risico lopen op digitale uitsluiting dan de rest van de bevolking, houdt de verordening onvoldoende rekening met het recht op toegankelijkheid en redelijke aanpassingen voor deze mensen.

Vervang bepaalde passages uit de ordonnantie

Volgens Unia heeft de verordening wel goede bedoeling, maar de organisatie waarschuwt toch:

Het is belangrijk om in gedachten te houden dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uit studies is gebleken dat bevolkingen uit “de arme sikkel” een groot risico lopen om geconfronteerd te worden met digitale uitsluiting. Zonder tussenkomst van het Grondwettelijk Hof zal het kwetsbare publiek nog kwetsbaarder zijn. Unia vraagt om passages die niet voldoende expliciet zijn te vervangen door artikelen met een duidelijke en gedetailleerde beschrijving van alternatieven voor digitaal.
Els Keytsman, directeur van Unia
  • Handicap
  • Leeftijd
  • Vermogen
  • Sociale toestand of afkomst

Op de hoogte blijven?