Vrouwen met islamitische hoofddoek afgescheiden helpen is discriminatie

8 januari 2021
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing

De rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen heeft op 7 januari 2021 beslist dat de vzw Moeders voor Moeders discrimineert door aparte hulpverlening te voorzien voor hulpbehoevende moeders die een islamitische hoofddoek dragen. Ook vrijwilligers en begeleiders van deze moeders worden gediscrimineerd door hen te onderwerpen aan een hoofddoekenverbod. Unia vindt de uitspraak van de rechter een goede zaak.

Enkele pogingen van Unia om te onderhandelen over een aanpassing van het beleid waren zonder resultaat gebleven. Hierdoor was Unia genoodzaakt om in rechte op te treden.

De rechter oordeelt dat de praktijk van Moeders voor Moeders discriminerend is. Het “separate but equal”-principe, recht hebben op hulpverlening maar op een gesegregeerde manier in een aparte ruimte, is een discriminatie op grond van geloof omdat hulpbehoevende moeders met een islamitische hoofddoek worden uitgesloten van de volledige dienstverlening van Moeders voor Moeders. Dit is stigmatiserend en doet afbreuk aan de geest van de antidiscriminatiewetgeving.  

Moeders voor Moeders voerde onder andere aan dat het hoofddoekenverbod nodig is om een thuisgevoel te creëren voor moeders die zich niet op hun gemak voelen omdat er vrouwen met een hoofddoek aanwezig zijn. Dat argument is verworpen door de rechtbank die zegt dat deze doelstelling op (veronderstelde) islamofobe gevoelens van sommige moeders berust.  Discriminerende en islamofobe beweegredenen kunnen nooit een discriminatie rechtvaardigen.  

De rechter geeft ook aan dat Moeders voor Moeders minder wakker lijkt te liggen van het na te streven “thuisgevoel” voor de islamitische moeders met een hoofddoek  die aan de hoofddoek misschien een deel van hun identiteit ontlenen.  

Leven in armoede brengt gevoelens van schaamte, gebrek aan zelfvertrouwen, een negatief zelfbeeld met zich mee. Hulp vragen is vaak een moeilijke stap voor de betrokkenen.  

De rechter zegt dat islamitische moeders bij de vzw een stuk van hun eigen thuisgevoel moesten opgeven om voor anderen een thuisgevoel te kunnen garanderen. Ze moesten hun hoofddoek afnemen om te kunnen gebruik maken van de volledige dienstverlening. Zo werd dus een bijkomende drempel opgeworpen.

Reglement dient aangepast

Moeders voor Moeders wordt nu verplicht om haar reglement aan te passen aan de vrijwilligers en onmiddellijke toegang tot de volledige hulpverlening te bieden aan de hulpbehoevende moeders die een islamitische hoofddoek dragen en die na een ‘intakegesprek’ zijn ingeschreven. Bij niet-naleving hiervan moet Moeders voor Moeders een dwangsom van 500 euro betalen per vaststelling van een overtreding van de antidiscriminatiewetgeving. Ook moet Moeders voor Moeders de beslissing van de rechter gedurende 14 dagen zowel binnen als buiten hun gebouw uithangen. Bij niet-naleving moet Moeders voor Moeders een dwangsom van 500 euro per dag van vertraging betalen.  

Over de vzw

Moeders voor Moeders is een vereniging in Borgerhout (Antwerpen) die een uitgebreide hulpverlening biedt aan moeders en alleenstaande vaders in nood. Het gaat in eerste instantie om het uitdelen van voedselpakketten. Daarnaast kunnen moeders allerlei materiële hulp krijgen voor hun kinderen zoals kinderkleding, speelgoedpakketten, verzorgings- en babymateriaal enzovoort. 

In de gebouwen van Moeders voor Moeders zijn meerdere dienstverleningen mogelijk: een opvang- en verzorgingsruimte voor baby's, een cafetaria, een naaiatelier en de mogelijkheid om een arts te raadplegen. 

Aan hulpbehoevende moeders die een islamitische hoofddoek dragen, werd gevraagd om de hoofddoek af te doen wanneer ze de gemeenschappelijke delen (zoals de dagzaal) wilden betreden. Wanneer een moeder weigerde haar hoofddoek af te zetten, kon ze alsnog een hulppakket krijgen in de inkom-wachtruimte, die veel kleiner is dan de dagzaal-wachtruimte. Deze vrouwen hadden dan geen toegang meer tot de gemeenschappelijke delen met de daarbij horende voorzieningen. Dezelfde regel was ook van toepassing op de begeleiders (bijvoorbeeld sociale assistenten, tolken,…) van de moeders en de vrijwilligers: ook zij moesten hun islamitische hoofddoek afdoen om de gemeenschappelijke delen te mogen betreden.