Aanbevelingen voor politie en justitie voor de verkiezingen van 2024

Haatspraak, haatmisdrijven, etnische profilering, het zijn maar enkele thema’s voor politie en justitie waarin we nog heel wat stappen vooruit kunnen zetten op het vlak van antidiscriminatie. Naar aanleiding van de verkiezingen van 2024 bundelde Unia haar belangrijkste aanbevelingen voor beleidsmakers en middenveld. We hopen op die manier een aanzet te geven voor de volgende legislatuur.

1. Ontwikkel een beleid om online haatboodschappen te bestrijden

Hoewel haatspraak op zich een strafbaar feit is dat in verschillende Europese en Belgische wettelijke bepalingen als zodanig wordt aangemerkt, komt het steeds vaker voor. Het is ook moeilijk om onder controle te houden, ook al omdat sommige Belgische wettelijke bepalingen ontoereikend zijn (zie de aanbeveling tot herziening van artikel 150 van de Grondwet) en omdat er een tekort is aan menselijke en technische middelen.

Unia raadt aan om het aanvullende protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 2003 inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, dat handelingen van racistische en xenofobe aard gepleegd via computersystemen strafbaar wil stellen, te bekrachtigen. Voorts raadt het ook aan om het tweede aanvullende protocol bij dit verdrag over de versterking van de samenwerking en de openbaarmaking van elektronisch bewijsmateriaal, te ondertekenen. We bevelen ook aan om van de bestrijding van cyberhaat een prioriteit te maken van het toekomstige nationale veiligheidsplan en om het luik cyberhaat van COL 13/2013 uit te breiden.

Unia raadt bovendien aan om politieambtenaren en magistraten meer vertrouwd te maken met de specifieke eigenheden van het internet en om meer in te zetten op de vervolging van via sociale netwerken gepleegde misdrijven. Bijvoorbeeld door extra opleidingen aan te bieden vanuit het Instituut voor gerechtelijke opleiding en binnen het kader van de COL13/2013.

Tot slot beveelt Unia aan om het belang en de potentiële risico’s van het gebruik van algoritmen voor het opsporen van illegale online inhoud te onderzoeken, om de menselijke en operationele middelen van de gespecialiseerde diensten van de federale politie uit te breiden in de strijd tegen cyberhaat en om de bestaande instrumenten te ontwikkelen, meer bepaald de alternatieve maatregelen, zoals minnelijke schikking en bemiddeling in strafzaken.

Eindverslag van de Commissie voor de evaluatie van de federale antidiscriminatiewetten | Aanbeveling nr. 61 (unia.be)

2. Maak de erkenning van een haatmotief expliciet en verbind er duidelijke consequenties aan voor de dader

Het strafwetboek voorziet momenteel in verplichte of facultatieve strafverzwaringen voor haatmisdrijven. Dat is het geval voor een tiental basismisdrijven, zoals bijvoorbeeld voor slagen en verwondingen of belaging. Voor die misdrijven zal de rechter de straf dus moeten verzwaren. Vijf jaar gevangenisstraf wordt dan bijvoorbeeld acht jaar. Soms moet de rechter kiezen uit een zwaardere vork. Een vork tussen twee en zes jaar gevangenisstraf wordt dan verhoogd tot vier en zes jaar.

Het nieuwe strafwetboek wijzigt die situatie. Aan de ene kant wordt er terecht afgestapt van de gelimiteerde lijst van misdrijven waarvoor strafverzwaring mogelijk is. Voor alle misdrijven geldt voortaan dat een haatmotief een verzwarende factor vormt. Aan de andere kant wordt die verzwarende factor in grote mate vrijblijvend: de rechter zal bij de keuze van de straf en de zwaarte ervan rekening moeten houden met het haatmotief.

Unia pleit ervoor dat wanneer er een haatmotief is, dit ook leidt tot duidelijke consequenties voor de dader(s) door het toekennen van een zwaardere straf. Dit zorgt voor een expliciete erkenning van het slachtoffer en voor een concrete impact van een haatmisdrijf.

Eindverslag van de Commissie voor de evaluatie van de federale antidiscriminatiewetten | Aanbeveling nr. 61 (unia.be)

3. Ontwikkel een beleid en een praktijk van professioneel profileren bij de politie

Het discriminerende karakter van bepaalde selectiviteitspraktijken door de politie, zoals etnische profilering, wordt al jaren door tal van internationale en Europese instanties aangekaart. Die praktijken doen in de ogen van de bevolking afbreuk aan de legitimiteit en de daadkracht van de politie. Ze leiden bovendien tot een zorgwekkende polarisering in de samenleving, waarbij bepaalde burgers of groepen zich niet (langer) herkennen in het optreden van de politie. Er is nood aan een beleid en een praktijk die professioneel profileren bij de politie op een structurele manier verankert.

Unia beveelt aan dat de mogelijkheden voor burgers om klacht in te dienen tegen bepaalde gedragingen die in strijd zijn met de wet efficiënter, neutraler en transparanter worden gemaakt, om zo de rol van de ordediensten beter te legitimeren. Er is ook nood aan een studie die duidelijk kan maken hoe beschermde criteria geregistreerd kunnen worden bij politionele controles, zodat nagegaan kan worden of er sprake is van discriminerende praktijken. Ten slotte moet de politie ook wettelijk verplicht worden om controles te registreren, en een ontvangstbewijs af te geven met vermelding
van de redenen voor controle en de mogelijke rechtsmiddelen daartegen.

4. Voorzie in meer politieopleiding over polarisatie en discriminatie

Politiezones die hierom vragen, kunnen momenteel een opleiding krijgen over haatmisdrijven, haatspraak en discriminatie. De opleidingen gaan niet alleen in op het juridische kader, maar wijzen erop dat rekening moet worden gehouden met de gevolgen van discriminatie en geweld op basis van vooroordelen omdat die polariserende spanningen in de samenleving kunnen veroorzaken. Voor strategische functies (baliepersoneel, mensen die instaan voor bewaking, interventiepersoneel, wijkagenten, dienst slachtofferhulp) moeten opleidingen over de opvang van slachtoffers en over het specifieke karakter van haatmisdrijven en haatspraak worden uitgewerkt.

Unia pleit algemeen voor meer politieopleiding over discriminatie en polarisatie.

5. Maak snel werk van de uitvoering van de nieuwe COL 13/2013

Tien jaar geleden werd COL 13/2013 goedgekeurd om het opsporings- en vervolgingsbeleid bij discriminatie en haatmisdrijven te verbeteren. Unia stelde echter een aantal moeilijkheden vast bij de toepassing van die omzendbrief. Zo waren er problemen bij het registreren van haatmisdrijven waarbij het discriminerende motief van een misdrijf niet wordt gespecificeerd. Sommige politiezones hebben ook nog steeds geen referentieambtenaar aangewezen. Dit is vooral het geval bij de federale politie. Door het grote verloop is het ook moeilijk om een actuele lijst van referentieambtenaren bij
te houden.

Daarom pleit Unia sinds enige tijd voor een evaluatie en herziening van de COL 13/2013 om zo de registratie van haatmisdrijven te verbeteren. Er moet ook een mechanisme komen dat het actualiseren van de lijst met referentieambtenaren en -magistraten garandeert. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de herziening van de omzendbrief, dit gebeurt in samenwerking met Unia. De nieuwe versie van de tekst gaat in de goede richting en komt tegemoet aan onze aanbevelingen. We zijn er dan ook tevreden mee. Unia beveelt nu aan dat de nieuwe omzendbrief zo spoedig mogelijk wordt afgekondigd, dat doeltreffende communicatie wordt opgezet om de tekst bekend te maken en dat alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat de omzendbrief efficiënt wordt toegepast.

Eindverslag van de Commissie voor de evaluatie van de federale antidiscriminatiewetten | Aanbeveling nr. 58 (unia.be)

6. Werk een specifiek traject uit voor de uitvoering van alternatieve maatregelen

Unia is ervan overtuigd dat in een deel van de strafrechtelijke zaken (over haatmisdrijven, haatboodschappen, negationisme en strafbare discriminatie) alternatieve maatregelen en alternatieve straffen een positieve impact hebben. Ze zorgen ervoor dat het slachtoffer een centrale rol krijgt toebedeeld. Niet alleen wordt de schade van het slachtoffer hersteld, maar het slachtoffer krijgt ook opnieuw een gevoel van eigenwaarde. De dader wordt actief betrokken bij het herstelproces. Meer algemeen wordt ingezet op een mentaliteitsverandering en op sensibilisering in plaats van op louter repressie. Het Strafwetboek voorziet uitdrukkelijk dat de rechter aanwijzingen kan geven opdat de invulling van de werkstraf of de autonome probatiestraf in verband zou staan met respectievelijk de strijd tegen racisme of xenofobie, discriminatie, seksisme en negationisme. Uiteraard zijn alternatieve maatregelen en alternatieve straffen maar mogelijk als er in de praktijk voldoende trajecten beschikbaar zijn die aangepast zijn aan de concrete situatie (zoals specifieke trajecten rond racisme, LGBTI+-fobie, negationisme, gebruik van sociale media enz.).

Unia heeft weet van proefprojecten en initiatieven (zoals het samenwerkingsverband dat de Koninklijke Belgische Voetbalbond heeft afgesloten met de Kazerne Dossin, het Afrikamuseum, het Rainbow House en Play For Peace), maar het ontbreekt aan een algemeen en transparant kader, waarvoor structurele middelen worden voorzien. Unia vraagt de federale wetgever om waar mogelijk consequent in te zetten op alternatieve maatregelen en alternatieve straffen. Unia vraagt de gemeenschappen om structurele trajecten uit te werken die aangepast zijn aan de concrete feiten die zich in deze materies voordoen.

7. Verminder de instroom en verbeter de door- en uitstroom van geïnterneerden om hun re-integratie te bevorderen

De interneringsmaatregel heeft een grote impact op het welzijn en toekomstperspectief van zij die onder het interneringsstatuut vallen. Ondanks de vernieuwde interneringswet (wet van 5 mei 2014) en verschillende actieplannen (Masterplan Internering I-II-III) zit het aantal geïnterneerde personen opnieuw in stijgende lijn. Unia vraagt de minister van Justitie om in samenwerking met de minister van Volksgezondheid en deelregeringen in te zetten op een coherent actieplan om de re-integratie van geïnterneerde personen te verbeteren.

Unia vraagt in eerste instantie om te voorkomen dat personen onder het interneringsstatuut terechtkomen, door:

  • Ervoor te zorgen dat psychische problemen tijdig opgespoord en behandeld worden.
  • De kwaliteit van het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek te verhogen (dubbele en multidisciplinaire expertises, verhogen aantal deskundigen en hun verloning) en een uniforme interpretatie te garanderen van de begrippen die de toegang tot de interneringsmaatregel vastleggen.
  • Te zorgen voor een structurele opleiding over geestelijke (forensische) gezondheidszorg voor advocaten en magistraten, zodat een eenduidig begrip ontstaat rond de criteria, finaliteit en consequenties van de interneringsmaatregel.

Ten tweede vraagt Unia om de doorstroom en uitstroom van geïnterneerde personen te bevorderen, door:

  • Te voorzien in een sturend model voor de doorstroom in het forensisch zorgtraject om te verzekeren dat geïnterneerde personen verblijven in plaatsen die aangepast zijn aan hun zorgnoden en risicoprofiel.
  • Het aantal plaatsen voor geïnterneerde personen in het zorgcircuit uit te breiden, o.a. in door AVIQ erkende voorzieningen.

Ten slotte, om de uitzichtloosheid van de maatregel in te perken, moet de duur van de interneringsmaatregel beperkt worden in de tijd.

8. Hervorm de wetgeving en praktijk omtrent de juridische bekwaamheid en de bewindvoering met het oog op het stimuleren van bijstand

De wet op de bewindvoering behoudt - naast bijstand - de mogelijkheid tot vertegenwoordiging. In de praktijk kiest men vaker voor vertegenwoordiging dan voor bijstand, terwijl bijstand eerst overwogen moet worden conform art. 12 van het VN-Verdrag voor de rechten van personen met een handicap. Er zijn echter onvoldoende ondersteunende maatregelen voor bijstand van personen met een handicap. Bovendien krijgen familiale bewindvoerders onvoldoende steun bij hun complexe taak. Vrederechters hebben tot slot te weinig middelen en tools om toezicht uit te oefenen over de bewindvoeringsdossiers.

Unia vraagt om werk te maken van de volgende elementen:

  • Evalueer de wet inzake de voorlopige bewindvoering en voorzie in steunmaatregelen voor personen met een handicap om ondersteunende besluitvorming te versterken ten nadele van vervangende besluitvorming.
  • Zorg voor de oprichting van een federale bewindvoeringscommissie waarbij bepaalde bevoegdheden van de vrederechter overgedragen worden, zoals controle van de verslagen van de bewindvoerders en het ontvangen van klachten tegen bewindvoerders met het oog op bemiddeling.
  • Zorg voor een ondersteuningsdienst voor familiale bewindvoerders binnen elke griffie, zodat zij de stap naar de digitale bewindvoeringsprocedure vlot kunnen zetten.
  • Richt een pool op van psychosociale hulpverleners voor ‘rechtsbijstand’ die gelieerd is aan de vrederechters en die bestaat uit maatschappelijk werkers, om meer de focus te leggen op de menselijke in plaats van de juridische dimensie.