Arbeidshof Brussel (Nederlandstalig), 27 juni 2016
Een man van Iraanse afkomst diende zijn kandidatuur als zelfstandig bankagent in, maar werd niet geselecteerd. Hij meende dat zijn afkomst daarbij een rol speelde. Zijn raadsman diende een verzoekschrift in om een forfaitaire schadevergoeding te krijgen. De arbeidsrechtbank verwierp zijn verzoek op 28 november 2014.
[Eerste aanleg: Arbeidsrechtbank Brussel (Nederlandstalig), 28 november 2014]
[Zie ook: Arbeidsrechtbank Brussel (Nederlandstalig), 22 oktober 2012 en Arbeidshof Brussel (Nederlandstalig), 24 juli 2013]
Arbeidshof Brussel (Nederlandstalig), 27 juni 2016
Feiten
Een man wilde, samen met enkele andere personen, een zelfstandig bankagentschap uitbaten via een op te richten vennootschap. Hij ondertekende een principeovereenkomst met een bank. Maar uiteindelijk werd zijn kandidatuur niet weerhouden. De bank verwees hiervoor naar informatie over de betrokkenheid van de man bij faillissementen. De man beweerde dat de weigering verband hield met zijn Iraanse afkomst en hij vorderde een schadevergoeding op grond van de antiracismewet.
De man startte een nieuwe procedure waarin Unia vrijwillig tussenkwam. De arbeidsrechtbank oordeelde dat de man geen feiten kon aantonen die het bestaan van directe discriminatie konden doen vermoeden.
Beslissing
Het arbeidshof meent dat het onderbreken van de onderhandelingen niets te maken had met de afkomst van de man maar wel met een gebrek aan vertrouwen ingevolge faillissementen binnen het familiebedrijf.
Het arbeidshof bevestigt dat Unia de hoedanigheid en het belang had om vrijwillig tussen te komen in het geding ter ondersteuning van de vordering van de man tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding.
Unia was betrokken partij.
Afgekort: Arbh. Brussel (Nl.), 27-06-2016 - Rolnummer 2014/AB/11626