Arbeidshof Gent, afdeling Gent, 8 april 2024
Een vakbondsafgevaardigde wordt ontslagen en ontvangt een beschermingsvergoeding overeenkomstig de wet van 19 maart 1991. Het arbeidshof oordeelt dat die vergoeding niet kan worden gecumuleerd met de forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon die voorzien is in de antidiscriminatiewet.
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Feiten
Een man is vakbondsafgevaardigde en lid van de ondernemingsraad (als personeelsafgevaardigde). Hij wordt ontslagen met onmiddellijke ingang en met betaling van een beschermingsvergoeding overeenkomstig de wet van 19 maart 1991. Als reden voor het ontslag vermeldt het bedrijf: “Gelet op een aantal incidenten in het recente verleden is de samenwerking onmogelijk geworden.”
De man meent dat hij werd gediscrimineerd op grond van zijn syndicale overtuiging en vraagt bovenop de beschermingsvergoeding ook nog de forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon die voorzien is in de antidiscriminatiewet.
Beslissing
Het arbeidshof oordeelt dat de beschermingsvergoeding uit de wet van 19 maart 1991 en de forfaitaire schadevergoeding uit de antidiscriminatiewet niet kunnen worden gecumuleerd. Het desalniettemin vorderen van deze laatste vergoeding is wegens gebrek aan belang ontoelaatbaar.
Volgens het arbeidshof is cumulatie slechts mogelijk indien vergoedingen een verschillende fout sanctioneren en een andere schade dekken. Dat is niet het geval. De wet van 19 maart 1991 en de antidiscriminatiewet (voor wat het beschermd kenmerk syndicale overtuiging betreft) hebben namelijk dezelfde opzet: schade vergoeden die volgt uit eenzelfde fout van de werkgever, met name het nadelig behandelen van een werknemer omwille van diens syndicale overtuiging.
Tegen het arrest werd cassatieberoep ingesteld.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arbh. Gent, afd. Gent, 8-4-2024
Wetgeving:
Het arrest werd gepubliceerd in Rechtskundig Weekblad 2024-25, 1 maart 2025, p. 1037.