Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Luik, 25 maart 2025
Een man vraagt om een bijkomende activiteit te mogen uitoefenen, maar dat wordt door de werkgever niet toegestaan. De werkgever verwijst naar het absenteïsme van de man, dat het gevolg is van gezondheidsproblemen. De voorzitter van de arbeidsrechtbank oordeelt dat er sprake is van indirecte discriminatie op basis van de gezondheidstoestand.
Feiten
Een man werkt bij een hulpverleningszone. Hij vraagt toestemming om een bijkomende onbezoldigde activiteit uit te oefenen (als beheerder van een centrum waar personen met psychische aandoeningen kunnen verblijven). De werkgever geeft hiervoor geen toestemming en verwijst naar de afwezigheden van de man in de afgelopen 3 jaar. Die afwezigheden waren grotendeels het gevolg van de medische problemen van de man. Een bijkomende activiteit zou volgens de werkgever ertoe kunnen leiden dat de man in de toekomst minder beschikbaar zou zijn.
Beslissing
De voorzitter van de arbeidsrechtbank oordeelt dat de weigering een indirecte discriminatie vormt op basis van de gezondheidstoestand (de weigering is - direct - ingegeven door het absenteïsme van de man, maar dat is - indirect - het gevolg van zijn gezondheidstoestand).
De man was op het ogenblik van de aanvraag arbeidsongeschikt door een arbeidsongeval. Het administratief statuut laat niet toe om tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid toestemming te verlenen voor het uitoefenen van een bijkomende activiteit. Daarom beveelt de voorzitter van de arbeidsrechtbank om een nieuwe beslissing te nemen binnen een periode van 3 maanden nadat de man opnieuw aan de slag gaat (onder verbeurte van een dwangsom van 250 euro per maand vertraging). Het staat de werkgever vrij om die nieuwe beslissing te motiveren, maar ze mag niet gebaseerd zijn op een beschermd kenmerk uit de antidiscriminatiewet.
Ten slotte kent de voorzitter van de arbeidsrechtbank een schadevergoeding toe van 3 maanden brutoloon. De wettelijk voorziene schadevergoeding van 6 maanden brutoloon is te hoog volgens de voorzitter van de arbeidsrechtbank, gelet op het feit dat de weigering het uitoefenen van een bijkomende activiteit betreft.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arbrb. Luik, afd. Luik, 25/3/2025 - Rolnummer 25/93/A