Ga verder naar de inhoud

Rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalig), 6 juni 2025

Een verhuurster weigert te verhuren aan een kandidaat-huurder van buitenlandse origine die wordt bijgestaan door een medewerker van het OCMW. De rechtbank van eerste aanleg stelt vast dat er sprake is van directe discriminatie (op basis van raciale kenmerken en op basis van vermogen).

Gepubliceerd op: 06/06/2025
Domeinen: Huisvesting
Beschermde kenmerken: Racisme, Discriminatie op basis van vermogen
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Directe discriminatie
Rechtsmacht: Rechtbank van eerste aanleg
Rechtsgebied: Brussel
Unia (burgerlijke) partij: ja

Feiten

Een man van buitenlandse origine wil een woning huren, en krijgt daarvoor bijstand van een medewerker van het OCMW. Er wordt een woning gevonden, maar de verhuurster weigert aan de man te verhuren. Ze geeft verschillende keren blijk van een racistische ingesteldheid, bijvoorbeeld door te stellen dat "ze alle buitenlandse huurders uit haar woningen heeft gezet en niet meer wenst te verhuren aan buitenlanders omdat die haar bedreigd en bestolen hebben en omdat dit soort van mensen hoe dan ook hun huur niet betalen".

Beslissing

De rechtbank van eerste aanleg oordeelt dat de verhuurster discrimineerde op basis van raciale kenmerken. Ze weigerde, zonder enige rechtvaardiging, een kandidaat-huurder van buitenlandse origine. De verhuurster wilde ook geen kandidaat-huurder die werd bijgestaan door een medewerker van het OCMW. Ze discrimineerde ook op basis van vermogen.

De rechtbank van eerste aanleg beval de staking van de discriminatie en kende de kandidaat-huurder een schadevergoeding toe van 1.300 euro (te indexeren). 

Op basis van het gemene aansprakelijkheidsrecht kreeg Unia een schadevergoeding van 1.300 euro. De rechtbank van eerste aanleg verwees in dat verband naar het arrest nr. 7/2016 van het Grondwettelijk Hof van 21 januari 2016 (overweging B.10.1. tot B.10.3.). Het Grondwettelijk Hof oordeelde in dit arrest dat een rechtspersoon die is opgericht en optreedt ter verdediging van een collectief belang een morele schadevergoeding kan krijgen die verder gaat dan een symbolische vergoeding van 1 euro.

Aandachtspunten

  • De verhuurster was van mening dat ze volkomen vrij was in het aanvaarden of weigeren van een kandidaat-huurder omdat ze verhuurde als particulier. De rechtbank van eerste aanleg wees er terecht op dat elke verhuurder, professioneel of niet, zich moet onthouden van het discrimineren van kandidaat-huurders.
  • De feiten deden zich voor in 2022. De kandidaat-huurder had een schadevergoeding gevraagd op basis van het Brussels wetboek inzake de gelijkheid, de non-discriminatie en de bevordering van diversiteit dat op 16 oktober 2024 in werking trad. De kandidaat-huurder argumenteerde dat het een procedureregel betrof waarop hij zich kon beroepen. De rechtbank van eerste aanleg volgde dit niet en kende een schadevergoeding toe op grond van de Brusselse Huisvestingscode die van toepassing was in 2022.

Unia was betrokken partij.

Afgekort: Rb. Brussel (Fr.), 6/6/2025 - Rolnummer 24/500/C

Wetgeving:

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?