Ga verder naar de inhoud

Arbeidshof Luik, afdeling Luik, 20 maart 2024

Een vrouw met een zware handicap krijgt een gunstige beslissing over de toekenning van een persoonlijk assistentiebudget (PAB) op basis van de bepalingen uit het Reglementair deel van het Waals Wetboek van sociale actie en gezondheid. Maar dit reglementair deel geeft de Waalse regering de mogelijkheid om prioriteiten vast te leggen voor het toekennen van een PAB, rekening houdende met de beschikbare budgetten. De vrouw komt op een wachtlijst terecht omdat de aandoening waaraan ze lijdt niet voorkomt in een lijst met 6 prioritaire aandoeningen vastgelegd in een besluit van de Waalse regering van 4 mei 2017. Het arbeidshof oordeelt dat dit besluit discriminatoir en ongrondwettelijk is en dat er geen rekening mee moet worden gehouden.

Gepubliceerd op: 20/03/2024
Domeinen: Sociale bescherming
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van handicap (validisme)
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Directe discriminatie
Rechtsmacht: Arbeidshof
Rechtsgebied: Luik
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten   

Een vrouw met een zware handicap (geëvalueerd op 17 punten) deed in 2017 een aanvraag voor een persoonlijk assistentiebudget. Het Agence Wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles (AVIQ) oordeelt dat de vrouw recht heeft op een persoonlijk assistentiebudget, maar omdat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn en omdat er prioriteiten werden vastgelegd in een besluit van de Waalse regering komt de vrouw op een wachtlijst terecht.

In een vonnis van 14 juni 2023 oordeelde de arbeidsrechtbank dat het AVIQ een bedrag van 95.000 euro moest uitbetalen aan de vrouw. Dit kwam overeen met het persoonlijk assistentiebudget voor de periode 2017 tot 2022.

Tegen dit vonnis werd door het AVIQ hoger beroep ingesteld bij het arbeidshof.

Juridische kwalificatie

Het arbeidshof verwijst naar het Reglementair deel van het Waals Wetboek van sociale actie en gezondheid, onder meer naar artikel 798 dat de persoonlijke bijstandsverlening omschrijft en naar artikel 804 dat stelt dat “de Minister jaarlijks, op voorstel van het AVIQ, binnen de perken van de beschikbare kredieten de prioriteiten bepaalt voor de toekenning van een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening”.

Beslissing

Het arbeidshof stelt vooreerst vast dat het hoger beroep ontvankelijk is. Artikel 159 van de Grondwet stelt immers dat de hoven en rechtbanken de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toepassen in zoverre zij met de wetten overeenstemmen. De besluiten van de Waalse regering die de prioriteiten vastleggen voor de toekenning van een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening zijn bijgevolg onderworpen aan de controle van de rechtbanken en hoven. 

Wat de grond van de zaak betreft, onderzoekt het arbeidshof de prioriteiten die werden vastgelegd in het besluit van de Waalse regering in het licht van de Grondwet. Het besluit van de Waalse regering bepaalt dat voorrang wordt gegeven aan personen met een handicap die lijden aan 6 aandoeningen. De vrouw heeft een vergelijkbare aandoening. Er wordt, aldus het arbeidshof, een onderscheid gemaakt tussen personen die 1 van de 6 aandoeningen hebben die worden opgesomd in het besluit van de Waalse regering en personen die een vergelijkbare aandoening hebben. Het AVIQ kan niet verklaren waarop die keuze gebaseerd is.  Het arbeidshof oordeelt dat het verschil in behandeling vanuit medisch oogpunt niet objectief en redelijk kan worden verantwoord (objectiviteitscriterium), niet pertinent is om het gestelde doel te bereiken (pertinentiecriterium) en disproportionele gevolgen heeft (proportionaliteitscriterium). Het besluit van de Waalse regering is bijgevolg discriminatoir en ongrondwettelijk volgens het arbeidshof. Er kan dus geen rekening mee worden gehouden.

De vrouw heeft dus recht op een persoonlijk assistentiebudget zoals voorzien in het Waals Wetboek van sociale actie en gezondheid, d.w.z. zonder dat rekening moet worden gehouden met de prioriteiten die werden vastgelegd in het besluit van de Waalse regering. Het arbeidshof beveelt de heropening van de debatten zodat de betrokkenen een gedetailleerde afrekening kunnen voorleggen.

Aandachtspunt

Het arbeidshof wijst op het belang van artikel 22ter van de Grondwet. In dat artikel staat dat iedere persoon met een handicap recht heeft op volledige inclusie in de samenleving, met inbegrip van het recht op redelijke aanpassingen. Het arbeidshof noemt deze bepaling ‘een samengebalde doublure, binnen het Belgische rechtssysteem, van het bestaande VN-kader’.

Het arbeidshof wijst erop dat de grondwetgever de term ‘inclusie’ gebruikt in plaats van ‘integratie’ en hiermee de verantwoordelijkheid erkent van de samenleving met betrekking tot personen met een handicap. Integratie veronderstelt immers een eenzijdige aanpassing van personen met een handicap aan hun omgeving. Inclusie daarentegen vereist dat de samenleving rekening houdt met de noden van personen met een handicap.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Luik, afdeling Luik, 20-3-2024 – rolnummer 2023/AL/319

Wetgeving: 

 

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?