Ga verder naar de inhoud

Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalige), 27 april 2017

Een bewakingsagent meent dat hij werd ontslagen omdat hij van Arabische origine is en een baard heeft. De arbeidsrechtbank oordeelt dat de man onvoldoende feiten kan aantonen die wijzen op een vermoeden van discriminatie.

[Deze beslissing werd verkregen dankzij de inzameling van rechtspraak door de onderzoekers van het project 'Discriminatie bestrijden via het recht: de Belgische ervaring ter zake' (PDR T.0197.19), gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en gecoördineerd door Julie Ringelheim en Jogchum Vrielink.]

Gepubliceerd op: 27/04/2017
Domeinen: Arbeid
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van geloof of levensbeschouwing
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Directe discriminatie
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank
Rechtsgebied: Brussel
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten

Een bewakingsagent wordt ontslagen om economische redenen. Hij meent dat het ontslag te maken heeft met het feit dat hij van Arabische origine is en een baard heeft. De werkgever zou hem kort voor zijn ontslag gevraagd hebben om zijn baard af te knippen.

Beslissing

De arbeidsrechtbank merkt op dat de man pas 18 maanden na het ontslag een getuige opvoert, maar dat hij in tempore non suspecto geen klacht indiende voor discriminatie. Bovendien wordt de getuigenis door geen enkel ander stuk bevestigd.

De arbeidsrechtbank oordeelt dat een enkele getuigenis niet volstaat om te bewijzen dat de werkgever meermaals zou hebben gevraagd aan de man om zijn baard af te knippen, dat hij dit zou hebben geweigerd en dat dit zou hebben geleid tot zijn ontslag.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbrb. Brussel (Fr.), 27/4/2017 - Rolnummer 15/7030/A
 

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?