Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26 juni 2025
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft een arrest geveld in de zaak Seydi e.a. tegen Frankrijk, die betrekking had op identiteitscontroles van 6 personen. Het Hof oordeelde dat één van de personen inderdaad discriminerend was behandeld. Deze persoon was in 10 dagen tijd 3 keer aan een identiteitscontrole onderworpen. Op basis van de omstandigheden van deze controles, in combinatie met rapporten en statistieken die het bestaan van raciale profilering aan de kaak stelden, oordeelde het Hof dat er inderdaad sprake was van een vermoeden van discriminatie.
Seydi e.a. tegen Frankrijk (35844/17)
Feiten
De verzoekers, 6 mannen van Afrikaanse of Noord-Afrikaanse afkomst, werden in 2011 en 2012 op verschillende momenten en locaties in Frankrijk gecontroleerd door de politie. Sommigen werden gefouilleerd, verbaal geïntimideerd of zelfs fysiek mishandeld. In één geval werd een verzoeker geslagen. Geen van de controles leidde tot een strafrechtelijke vervolging en er werd geen officiële registratie van de controles bijgehouden.
De verzoekers voerden aan dat ze disproportioneel vaak werden gecontroleerd en dat dit deel uitmaakte van een bredere praktijk van etnisch profileren door de Franse politie. Ze wezen op statistieken en rapporten van onder andere de Franse Défenseur des droits en ECRI, die deze praktijk bevestigden.
Juridische kwalificatie
De verzoekers klaagden Frankrijk aan wegens vermeende discriminatie bij identiteitscontroles door de politie. Volgens hen waren de controles uitsluitend gebaseerd op hun uiterlijk en origine. De klacht werd door de Franse rechtbanken afgewezen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Er was volgens de verzoekers sprake van een schending van hun recht op privéleven (art. 8 EVRM) en het verbod op discriminatie (art. 14 EVRM).
Beslissing
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft zowel de procedurele als de materiële aspecten van de zaak onderzocht.
Op procedureel vlak
Procedureel oordeelde het Hof dat de Franse rechtbanken voldoende zorgvuldig hadden onderzocht of er sprake was van discriminatie. De nationale rechters hadden de situatie ernstig onderzocht, de bewijslast aangepast aan de moeilijkheden van bewijsvoering in discriminatiezaken, en hun uitspraken goed gemotiveerd. Op dit vlak stelt het Hof geen schending vast van art. 8 en 14 EVRM.
Op materieel vlak
Materieel oordeelde het Hof dat het Franse wettelijk kader voldoende was en dat 5 van de 6 verzoekers onvoldoende bewijs hadden geleverd van een discriminerende behandeling op basis van uiterlijk of origine. De statistieken en rapporten waren relevant, maar niet doorslaggevend in de individuele gevallen.
De 6e verzoeker werd in 10 dagen tijd 3 keer gecontroleerd, waarvan een keer zonder wettelijke basis en een keer met fysiek geweld en beledigende opmerkingen. Volgens het Hof, “vormen alle omstandigheden rond de 3 controles, waarvan er een zonder enige wettelijke basis werd uitgevoerd, in combinatie met elkaar en met de officiële rapporten en statistische gegevens die het bestaan van raciale profilering bij identiteitscontroles in Frankrijk aan de kaak stellen, een reeks van ernstige, nauwkeurige en samenhangende aanwijzingen die een vermoeden van discriminatie doen ontstaan”.
Het Hof concludeerde dat er geen schending was van artikel 8 en 14 EVRM voor 5 verzoekers, maar wel voor de 6e verzoeker en dat er geen schending was van artikel 13 EVRM (recht op een effectief rechtsmiddel).
Aandachtspunt
Het arrest bevestigt dat etnisch profileren bij identiteitscontroles een ernstige vorm van discriminatie kan vormen, maar dat het bewijs in individuele gevallen doorslaggevend blijft. Het Hof roept op tot meer transparantie en betere waarborgen bij politiecontroles, zoals registratie en motivering van de controle, om discriminatie beter te kunnen bestrijden en slachtoffers een effectief rechtsmiddel te bieden. Volgens het Belgische antidiscriminatierecht en de deontologische code voor politiediensten (art. 24) is discriminatie door politieambtenaren verboden.
Het Hof benadrukt ook het belang van een duidelijk (wettelijk) kader en opleidingen om discriminatie door politiediensten te vermijden. Unia pleit ook voor de ontwikkeling van een beleid en een praktijk van professioneel profileren bij de politie, waarbij identiteitscontroles worden geregistreerd.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: EHRM, 26 juni 2025 - Rolnummer 35844/17
Wetgeving:
- Artikel 8 en artikel 14 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 8 EVRM) (artikel 14 EVRM)