Hof van Cassatie, 19 september 2023
Bij afwezigheid van specifieke betwisting die daarover bij conclusie is gevoerd, moet de rechter het opzet niet uitdrukkelijk bewezen verklaren en niet uitdrukkelijk motiveren waarom is voldaan aan de openbaarheidsvereiste.
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Feiten
Tijdens een publieke lezing aan de Universiteit Gent in december 2019 deed de bekende plastische chirurg Jeff Hoeyberghs een aantal misogyne en seksistische uitspraken. Hij werd daarvoor veroordeeld in eerste aanleg (in januari 2022) en in hoger beroep (in februari 2023) op grond van de seksismewet en de genderwet. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen stelde zich burgerlijke partij in deze zaak.
Jeff Hoeyberghs wierp 3 cassatiemiddelen op tegen zijn veroordeling, maar het Hof van Cassatie verwierp het cassatieberoep.
Beslissing
Het 1e onderdeel van het 1e cassatiemiddel had betrekking op het moreel bestanddeel van het misdrijf seksisme. Het arrest had volgens eiser niet vastgesteld dat het moreel bestanddeel van het misdrijf was vervuld.
- Het Hof van Cassatie oordeelde dat bij afwezigheid van specifieke betwisting die daarover bij conclusie is gevoerd, de rechter het opzet niet uitdrukkelijk of in welbepaalde bewoordingen bewezen moet verklaren. Bovendien kan het opzet blijken uit feitelijke elementen die de rechter vermeldt, zoals de aard en de context van bepaalde gezegden van de dader, die redelijkerwijze voor geen andere uitlegging vatbaar zijn.
Het 2e onderdeel van het 1e cassatiemiddel, het 2e cassatiemiddel en het 3e cassatiemiddel hadden betrekking op de openbaarheidsvereiste van het misdrijf seksisme en van het aanzettingsmisdrijf uit de genderwet. Het arrest had volgens de eiser niet vastgesteld dat werd voldaan aan de openbaarheidsvereiste uit artikel 444 Sw.
- Het Hof van Cassatie oordeelde dat bij afwezigheid van specifieke betwisting die daarover bij conclusie is gevoerd, de rechter niet uitdrukkelijk moet motiveren waarom hij de openbaarheidsvereiste uit artikel 444 Sw. vervuld acht. In dat geval kunnen de feitelijke omstandigheden op grond waarvan aan dit vereiste is voldaan, bovendien blijken uit de vaststellingen van de rechter.
De 3 cassatiemiddelen werden verworpen.
Aandachtspunten
- De zaak veroorzaakte heel wat commotie. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ontving over de lezing in 2019 zo’n 1500 meldingen en trok naar de rechtbank.
- Het proces dat hierop volgde, is nu definitief afgerond met de verwerping door het Hof van Cassatie van de verdediging van Hoeyberghs.
- Dit is belangrijke rechtspraak omdat de seksismewet zeer zelden wordt toegepast en bij politionele en gerechtelijke actoren niet goed gekend is.
- Deze rechtspraak erkent dat er grenzen zijn aan de vrije meningsuiting, zoals er aan elk fundamenteel mensenrecht grenzen zijn.
- Vrouwen publiekelijk als groep of specifieke vrouwen met naam en toenaam louter omwille van hun vrouw-zijn beledigen en als minderwaardig voorstellen, draagt bij aan het ontwikkelen van een negatieve houding tegenover vrouwen in de maatschappij.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Cass., 19-9-2023 – rolnummer P.23.0492.N1
Wetgeving:
- Artikel 149 Grondwet
- Artikel 2 Wet ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte en tot aanpassing van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie teneinde de daad van discriminatie te bestraffen (seksismewet) (22 mei 2014)
- Artikel 27, 3° en artikel 27, 4° Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (genderwet) (10 mei 2007)
- Artikel 444 Strafwetboek