Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 maart 2009
Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2000/78 verzet zich niet tegen een nationale maatregel die geen nauwkeurige opsomming bevat van de doelstellingen die een afwijking van het principiële verbod van discriminatie op grond van leeftijd kunnen rechtvaardigen.
Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2000/78 biedt de lidstaten de mogelijkheid om te voorzien in bepaalde vormen van verschil in behandeling op grond van leeftijd, wanneer zij „objectief en redelijk” worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
The Queen, on the application of The Incorporated Trustees of the National Council for Ageing (Age Concern England) tegen Secretary of State for Business, Enterprise and Regulatory Reform (C-388/07)
Feiten
The National Council on Ageing (Age Concern England) is een liefdadigheidsorganisatie die de bevordering van het welzijn van ouderen tot doel heeft. Met zijn beroep voor de verwijzende rechter betwist Age Concern England de geldigheid van [...] op grond dat zij geen correcte uitvoering geven aan Richtlijn 2000/78. Hij voert in wezen aan dat de ze het evenredigheidsbeginsel schenden door te voorzien in een uitzondering op het non-discriminatiebeginsel wanneer de reden voor het ontslag van een werknemer van 65 jaar of ouder pensionering is.
Beslissing
Een nationale regeling als die welke is vastgesteld in [...] valt binnen de werkingssfeer van richtlijn 2000/78.
Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2000/78 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale maatregel die geen nauwkeurige opsomming bevat van de doelstellingen die een afwijking van het principiële verbod van discriminatie op grond van leeftijd kunnen rechtvaardigen. Genoemd artikel 6, lid 1, biedt de mogelijkheid om van dat beginsel af te wijken echter enkel voor maatregelen die worden gerechtvaardigd door legitieme doelstellingen van sociaal beleid, zoals die in verband met het beleid op het gebied van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding. Het staat aan de nationale rechter na te gaan of de regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, aan een dergelijk legitiem doel beantwoordt en of de nationale wetgevende of regelgevende autoriteiten, gelet op de beoordelingsvrijheid waarover de lidstaten op het gebied van sociaal beleid beschikken, terecht konden oordelen dat de gekozen middelen passend en noodzakelijk waren voor het bereiken van dat doel.
Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2000/78 biedt de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van de nationale wetgeving te voorzien in bepaalde vormen van verschil in behandeling op grond van leeftijd, wanneer zij „objectief en redelijk” worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Het belast de lidstaten ermee, het legitieme karakter van het aangevoerde doel met een hoge bewijsdrempel vast te stellen. Er dient geen bijzonder belang te worden gehecht aan de omstandigheid dat de in artikel 6, lid 1, van de Richtlijn gebruikte term „redelijk” niet voorkomt in artikel 2, lid 2, sub b, hiervan.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: EU-HvJ, The Queen, on the application of The Incorporated Trustees of the National Council for Ageing (Age Concern England) tegen Secretary of State for Business, Enterprise and Regulatory Reform, 5/3/2009 – Rolnummer C-388/07
Wetgeving:
- EU-Kaderrichtlijn 2000/78/EG (27 november 2000)