Rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalig), 27 januari 2025
Een vrouw die zich verplaatst in een rolstoel, wil een traplift laten installeren in het appartementsgebouw waar ze woont. De mede-eigenaars geven hiervoor geen toestemming. De rechtbank van eerste aanleg oordeelt, in navolging van het vredegerecht, dat dat geen inbreuk is op de antidiscriminatiewet en dat de eigenaars de installatie van de traplift mochten weigeren.
[Eerste aanleg: Vredegerecht Oudergem, 15 november 2022]
Feiten
Een vrouw die zich verplaatst in een rolstoel, woont sedert 1998 in een appartement op de 2e verdieping. Er is geen lift in het gebouw en daardoor was de vrouw al jarenlang aan haar appartement gekluisterd.
In 2018 besloot het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) om financieel tussen te komen in de kosten van aankoop en installatie van een traplift. Op de eerstvolgende algemene vergadering van mede-eigenaars vroeg de vrouw toestemming voor de werken. De mede-eigenaars gingen niet akkoord en de vrouw startte een procedure bij het vredegerecht.
De vrederechter stelde een gerechtelijk expert aan die vaststelde dat de installatie van een traplift de vlotte doorgang in de smalle traphal al te zeer zou belemmeren voor de andere bewoners. Vervolgens oordeelde de vrederechter dat de weigering om een traplift te installeren geen discriminatie vormde in de zin van de antidiscriminatiewet.
Beslissing
De vrouw ging, met de steun van Unia, in beroep tegen het vonnis van het vredegerecht. Unia won advies in bij het toegankelijkheidsbureau Acces & Go dat adviseerde om een compacte traplift te installeren. Volgens het toegankelijkheidsbureau zou de aanwezigheid van een rail geen impact hebben op de circulatie en de veilige passage in de traphal.
De rechtbank van eerste aanleg oordeelde dat er geen sprake was van het weigeren van een redelijke aanpassing. Volgens de rechtbank van eerste aanleg zou de installatie van een traplift het gebruik van de traphal aanzienlijk bemoeilijken. De gevraagde aanpassing was volgens de rechtbank van eerste aanleg niet redelijk in de zin van de antidiscriminatiewet. Bijgevolg mochten de mede-eigenaars de installatie van een traplift weigeren.
De vrouw had ook gesteld dat de weigering vanwege de mede-eigenaars rechtsmisbruik vormde. De installatie van een traplift zou haar levenskwaliteit sterk verbeteren en geen groot nadeel meebrengen voor de mede-eigenaars. De rechtbank van eerste aanleg wees erop dat de compacte traplift zoals voorgesteld door het toegankelijkheidsbureau Acces & Go dezelfde problemen met zich zou meebrengen als de eerder voorgestelde traplift. De betwiste beslissing had dus niets te maken met de handicap van de vrouw, maar wel met de mogelijkheid om de trap te gebruiken zonder risico. De beslissing steunde op een legitiem doel en de middelen om dat doel te bereiken waren noodzakelijk en gepast.
Aandachtspunt
De rechtbank van eerste aanleg merkte op dat het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap geen directe werking heeft. Wat het Protocol betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België betreft, is de rechtbank van eerste aanleg van mening dat dit enkel van toepassing is in de context van arbeid en voor overheden. Bovendien heeft dit protocol geen juridische draagwijdte, maar geeft het uitdrukking aan de politieke wil om het begrip redelijke aanpassingen eenvormig toe te passen.
Unia was betrokken partij.
Afgekort: Rb. Brussel (Fr.), 27-1-2025 – rolnummer 23/1164/A
Wetgeving:
- Internationaal verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (12 december 2006) en facultatief protocol (13 december 2006) (officiële Engelstalige versie op de website van de VN)
- Protocol tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie ten gunste van de personen met een handicap (19 juli 2007)