Ga verder naar de inhoud

Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, 27 december 2023

Een campinguitbater laat geen honden toe en weigert daarom een lodge te verhuren aan twee personen die elk een assistentiehond hebben. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg oordeelt dat er sprake is van een indirecte discriminatie op grond van handicap.

[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 27/12/2023
Domeinen: Huisvesting, Goederen en diensten
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van handicap (validisme)
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Indirecte discriminatie
Rechtsmacht: Rechtbank van eerste aanleg
Rechtsgebied: Luik
Unia (burgerlijke) partij: ja

Feiten  

Twee personen hadden een lodge gereserveerd op een camping in de Ardennen. Toen ze lieten weten dat ze vergezeld zouden worden door twee assistentiehonden, liet de campinguitbater hen weten dat honden niet waren toegelaten. Dat stond zo in het reglement van interne orde. De campinguitbater stelde dat de andere gasten er vanuit mochten gaan dat er geen huisdieren hadden verbleven in hun lodge, “gelet op allergieën”. Uiteindelijk werd de reservering geannuleerd.

Juridische kwalificatie

De twee personen en Unia stelden een stakingsvordering in op grond van het Waals decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.

Beslissing 

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg oordeelde dat er sprake was van een indirecte discriminatie op grond van handicap. De desbetreffende bepaling uit het reglement van interne orde werd nietig verklaard, want ze was in strijd met de antidiscriminatiewetgeving die van openbare orde is. De campinguitbater verwees naar het risico op allergieën, maar toonde niet aan dat geen redelijke aanpassingen mogelijk waren om dit risico te verhelpen. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg wees erop dat het bijvoorbeeld mogelijk was om de lodge grondig te reinigen nadat er een persoon met een assistentiehond had verbleven.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg beval de staking van de discriminerende praktijk. Er werd een dwangsom opgelegd van 5.000 euro per nieuwe inbreuk (met een maximum van 30.000 euro). De twee personen kregen elk een morele schadevergoeding van 1.300 euro en samen een materiële schadevergoeding van 196,24 euro. Aan de twee personen en aan Unia werd een rechtsplegingsvergoeding toegekend. De campinguitbater werd, ten slotte, veroordeeld tot het aanplakken van een tekst waarin de veroordeling werd vermeld gedurende een periode van 3 jaar.

Unia was betrokken partij.

Afgekort: Rb. Luik, afd. Luik, 27-12-2023 – rolnummer 23/98/C

Wetgeving

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?