Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant, 21 november 2024
De provincie Waals-Brabant wil dat woonwagenbewoners een terrein verlaten en start een procedure in kort geding. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg oordeelt dat er geen hoogdringendheid is en wijst de vordering af.
[Zie ook: Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant, 15 oktober 2024]
Feiten
Een parking, in de buurt van een provinciaal domein, wordt door de provincie Waals-Brabant uitzonderlijk ter beschikking gesteld van woonwagenbewoners. Die woonwagenbewoners moeten daarvoor een overeenkomst sluiten met de vzw Nationaal comité van woonwagenbewoners.
Eind oktober had een groep van woonwagenbewoners, bestaande uit een 50-tal caravans en wagens, 3/4e van het terrein ingenomen zonder dat ze hiervoor toestemming hadden gevraagd. De provincie Waals-Brabant startte een gerechtelijk procedure in kort geding. Ze eiste dat de woonwagenbewoners het terrein onmiddellijk zouden verlaten en vroeg een dwangsom van 1.000 euro per vastgestelde inbreuk.
Beslissing
De gerechtsdeurwaarder had de dagvaarding betekend aan 1 persoon en daarnaast ‘op niet-nominatieve en collectieve wijze aan de andere personen die zonder titel of recht op het terrein verbleven’. Een kopie van de dagvaarding werd aangeplakt aan de ingang van het terrein. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg merkte op dat dit niet conform de wet was en daarom was de procedure slechts ontvankelijk tegenover 1 persoon.
Vervolgens merkte de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op dat het Gerechtelijk Wetboek voor dergelijke zaken een snelle procedure mogelijk maakt (artikel 1344octies e.v. Ger.W.). Daaruit volgt dat slechts in heel uitzonderlijke omstandigheden een procedure in kort geding mogelijk is tegenover personen die zonder titel of recht een terrein bezetten.
Volgens de provincie Waals-Brabant was een procedure in kort geding wel degelijk aangewezen omdat er sprake was van hoogdringendheid, onder meer gelet op de festiviteiten van Halloween die begin november zouden plaatsvinden. Dit werd betwist door de tegenpartij die stelde dat er al sinds september woonwagens op het terrein waren (de provincie Waals-Brabant had dus al eerder kunnen reageren) en dat er geen enkele aanwijzing was om aan te nemen dat de aanwezigheid van woonwagenbewoners de festiviteiten van Halloween zou hinderen.
Op het ogenblik van de pleidooien waren de festiviteiten van Halloween al voorbij, stelde de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Bovendien had het verzoek slechts betrekking op 1 woonwagenbewoner. De provincie Waals-Brabant toonde niet aan welke impact de aanwezigheid van woonwagenbewoners had op andere gebruikers van het terrein. Er was volgens de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg geen enkele reden om een procedure in kort geding te voeren. De vordering van de provincie Waals-Brabant werd afgewezen.
De provincie Waals-Brabant werd ten slotte veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding van 1.800 euro.
Aandachtspunt
In een obiter dictum (bijkomende opmerking) stelde de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg:
- dat de oplossing voor dergelijke problemen eerder moet worden gezocht in een constructieve dialoog dan in het voeren van juridische procedures.
- dat verschillende internationale instanties hebben vastgesteld dat België te weinig onthaalstructuren voor woonwagenbewoners heeft. Maar dit rechtvaardigt geen onvoorwaardelijke privatisering van het publieke domein dat per definitie door iedereen mag worden gebruikt. De rechtbank moet dus geval per geval een belangenafweging maken.
- dat dergelijke procedures altijd opnieuw opduiken. Daarom nodigt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de betrokkenen uit om via een alternatieve wijze van geschillenoplossing, zoals bemiddeling, een duurzame oplossing te zoeken.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Rb. Waals-Brabant, 21-11-2024 – rolnummer 24/17/C
Wetgeving:
- Waals Wetboek van sociale actie en gezondheid – Decretaal deel (29 september 2011)