Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalig), 25 juni 2009
Een man vordert in 2007 een schadevergoeding van zijn werkgever omdat die onvoldoende zou hebben ondernomen tegen pesterijen die zich afspeelden vanaf de tweede helft van de jaren 1990. Hij had ondertussen het bedrijf al verlaten. De arbeidsrechtbank oordeelt dat de vordering ongegrond is.
[Deze beslissing werd verkregen dankzij de inzameling van rechtspraak door de onderzoekers van het project 'Discriminatie bestrijden via het recht: de Belgische ervaring ter zake' (PDR T.0197.19), gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en gecoördineerd door Julie Ringelheim en Jogchum Vrielink.]
Feiten
Een man was vanaf 1996 het slachtoffer van feiten van racisme op zijn werk. In 2006 kon hij op 55-jarige leeftijd stoppen met werken op basis van een CAO.
In 2007 begon de man een procedure tegen zijn voormalige werkgever. Hij beweerde dat zijn voormalige werkgever onvoldoende maatregelen had genomen om hem te beschermen tegen pesterijen. Op grond van artikel 1382 BW eiste hij een schadevergoeding van 45.000 euro.
Beslissing
De arbeidsrechtbank oordeelt dat de vordering niet gegrond is.
Volgens de arbeidsrechtbank had de werkgever voldoende gedaan om de man te beschermen tegen pesterijen. 2 medewerkers die beschuldigd werden van racisme, werden ontslagen. Er werd een strafrechtelijke klacht ondersteund, een externe audit uitgevoerd, een interne procedure uitgewerkt ... Bijkomend merkte de arbeidsrechtbank op dat de man nooit een klacht wegens pesterijen had ingediend tegen een collega op grond van de welzijnswet.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arbrb. Brussel (Fr.), 25/6/2009
Wetgeving:
- Artikel 1382 Burgerlijk Wetboek