Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Doornik, 17 september 2010
Een arbeider wordt als enige niet mee overgeplaatst naar een andere fabriek. Hij meent dat hij het slachtoffer is van discriminatie omwille van zijn origine en gebrek aan kennis van het Nederlands en omwille van het feit dat hij een formele klacht indiende op grond van de welzijnswet.
[Deze beslissing werd verkregen dankzij de inzameling van rechtspraak door de onderzoekers van het project 'Discriminatie bestrijden via het recht: de Belgische ervaring ter zake' (PDR T.0197.19), gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en gecoördineerd door Julie Ringelheim en Jogchum Vrielink.]
Feiten
Een bedrijf moet een bepaalde fabriek sluiten omdat een exploitatievergunning wordt stopgezet. Als gevolg daarvan wordt een arbeider ontslagen. Andere arbeiders werden overgeplaatst naar een fabriek aan de andere kant van de taalgrens.
De man meent dat hij om discrimatoire redenen werd ontslagen, namelijk zijn origine en gebrek aan kennis van het Nederlands. Daarnaast meent hij dat hij werd ontslagen omdat hij een formele klacht indiende wegens pesterijen. Hij vraagt een schadevergoeding wegens willekeurig ontslag en miskennen van de welzijnswet.
Beslissing
De arbeidsrechtbank oordeelt dat het verzoek van de man niet gegrond is.
Er is volgens de arbeidsrechtbank geen sprake van willekeurig ontslag. Het bedrijf kon immers een aantal valabele argumenten inroepen voor het ontslag: de functie die de man uitoefende verdween, op de werkvloer was kennis van het Nederlands vereist ...
Daarnaast oordeelde de arbeidsrechtbank dat de man geen enkel bewijs kon aanvoeren dat wees op pesterijen op de werkvloer.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arbrb. Henegouwen, afd. Doornik, 17/9/2010
Wetgeving:
- Artikel 63 Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten (3 juli 1978)