Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 18 oktober 2010
Een man van Indische afkomst en een vriend worden het slachtoffer van zinloos geweld. Ze krijgen slagen toegediend en één van de daders ontkent geenszins zijn betrokkenheid met de hem ten laste gelegde feiten.
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Juridische kwalificatie
Het openbaar minsterie vervolgde de beklaagden voor:
- (A) Aanzetten tot discriminatie jegens een persoon (artikel 20, 1° antiracismewet) en aanzetten tot haat of geweld jegens een persoon (artikel 20, 2° antiracismewet).
- (B) Opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Strafwetboek) met discriminerende drijfveer als verzwarende omstandigheid (artikel 405quater Strafwetboek).
- (C) Opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Strafwetboek).
Beslissing
De eerste beklaagde werd veroordeeld voor (A), (B) en (C) tot een gevangenisstraf van 12 maanden (waarvan 6 maanden effectief en 6 maanden met uitstel gedurende 5 jaar) en een geldboete van 550 euro.
De tweede beklaagde werd vrijgesproken voor (B). (A) werd bewezen verklaard tegenover de tweede beklaagde die de gunst van de opschorting van de uitspraak van de veroordeling verkreeg voor een periode van 3 jaar.
Unia kreeg een schadevergoeding van 1 euro. Het eerste slachtoffer kreeg een schadevergoeding van 500 euro en 250 euro. Het tweede slachtoffer kreeg een schadevergoeding van 1.000 euro.
Unia was betrokken partij.