Ga verder naar de inhoud

Correctionele rechtbank Namen, afdeling Dinant, 20 april 2004

Het bekritiseren van de staat Israel, zelfs door het verschaffen van informatie die achteraf verkeerd blijkt te zijn, is geen aanzetten tot rassenhaat. In deze zaak ontbreekt zowel het intentionele element als de materiële bestanddelen van de inbreuk 'aanzetten tot rassenhaat', zodat de rechtstreeks gedaagden vrijgesproken worden.

[Waarschuwing: deze uitspraak kan kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 20/04/2004
Domeinen: Media en sociale media
Beschermde kenmerken: Racisme
Rechtsinbreuk(en): Haatspraak, Aanzettingsmisdrijf
Rechtsmacht: Correctionele rechtbank
Rechtsgebied: Namen
Unia (burgerlijke) partij: neen

Juridische kwalificatie

De verdachte werd vervolgd voor:

  • Aanzetten tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan (artikel 1, 2° antiracismewet 1981 – thans artikel 250, 3°-4° Strafwetboek).

Beslissing

De correctionele rechtbank is van oordeel dat antiracisme niet kan en mag gehanteerd worden als een instrument van intellectuele, politieke en morele censuur en dat het voor een journalist legitiem, zelfs heilzaam, is om zich kritisch op te stellen tegenover het beleid van regeringen en staten. 

Hij moet er wel over waken dat zijn te kritische geest - door het diaboliseren van de acties van de Hebreeuwse staat en zijn regering - misschien niet rechtstreeks het antisemitisme bevoordeelt maar wel een verrechtvaardigheid biedt aan de toegevelijkheid, of minstens de passiviteit van de publieke opinie en regeringen ten overstaan van een 'nieuwe jodenhaat', die zich razendsnel ontwikkelt bij bepaalde islamitische minderheden in Europa. Een aantal onrustwekkende gebeurtenissen levert het bewijs van deze actuele evolutie.

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?