Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26 september 2024
Een stedelijk reglement legde een verbod op om in een openbaar zwembad een ‘boerkini’ te dragen. Twee vrouwen wilden dit verbod aanvechten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, maar het Hof oordeelde dat hun verzoek niet ontvankelijk was omdat ze de interne rechtsmiddelen niet hadden uitgeput.
[Zie ook: Hof van beroep Antwerpen, 23 november 2020]
Feiten
Twee vrouwen wensten in een openbaar zwembad te gaan zwemmen in een ‘boerkini’. Dit kledingstuk werd echter verboden door het stedelijk reglement. Het verbod werd door de twee vrouwen aangevochten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, maar in beide gevallen kregen ze ongelijk.
De twee vrouwen consulteerden vervolgens een advocaat bij het Hof van Cassatie met het oog op het instellen van cassatieberoep. Dit deden ze uiteindelijk niet omdat de advocaat hen een negatief advies had gegeven. Ze trokken meteen naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omdat ze meenden dat er een inbreuk was op artikel 9 (vrijheid van godsdienst) en 14 (discriminatieverbod) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Beslissing
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelde dat de interne rechtsmiddelen niet waren uitgeput en oordeelde dat het verzoek van de twee vrouwen onontvankelijk was (artikel 35, § 1 EVRM). Ze hadden volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toch eerst het Hof van Cassatie moeten laten oordelen.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens baseerde dit oordeel op de volgende elementen:
- Een advies van een advocaat is niet hetzelfde als een beslissing van een rechtbank.
- Een negatief advies van een advocaat betekent niet automatisch dat het Hof van Cassatie dit advies zou hebben gevolgd.
- De advocaat had in zijn advies niet verwezen naar Belgische rechtspraak die zou aantonen dat cassatieberoep zou falen.
- Het Hof van Cassatie had nog nooit een arrest geveld over het verbod op het dragen van een ‘boerkini’ in een openbaar zwembad.
- De Belgische rechtspraak is verdeeld over deze kwestie en het Hof van Cassatie had duidelijkheid kunnen scheppen.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: EHRM, nr. 54795/21, 26-9-2024
Wetgeving :
Artikel 9, artikel 14 en artikel 35, § 1 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 9 EVRM) (artikel 14 EVRM) (artikel 35, § 1 EVRM).