Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 27 augustus 2024
Een man werd in 1999 geïnterneerd. Hij probeerde die internering verschillende malen aan te vechten, maar slaagde daar niet in omdat dit enkel kon via een advocaat. De advocaat die aan de man was toegewezen, weigerde om de nodige stappen te zetten. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat er een schending is van artikel 5 EVRM dat het recht op vrijheid en veiligheid waarborgt.
Feiten
Een man werd in 1999 geïnterneerd. Deze internering werd steeds verlengd. De man probeerde herhaaldelijk om de beslissing tot verlenging aan te vechten. De Wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten bepaalde destijds dat enkel een advocaat beroep kon aantekenen. De man beschikte weliswaar over een pro deo advocaat, maar die weigerde om in te gaan op het verzoek van de man om beroep aan te tekenen. De man meende dat er sprake was van een schending van artikel 5, § 1 en § 4 EVRM dat het recht op vrijheid en veiligheid waarborgt.
Beslissing
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde unaniem dat er een schending was van artikel 5, § 1 en § 4 EVRM.
- Er was een schending van artikel 5, § 4 EVRM. De motieven die een internering rechtvaardigen kunnen wijzigen. Daarom moet een geïnterneerde persoon daadwerkelijk in staat worden gesteld om, met redelijke tussenpozen, de ‘wettelijkheid’ van zijn internering te laten controleren door een rechtbank.
- Er was eveneens een schending van artikel 5, § 1 EVRM. De man werd gedurende verschillende jaren opgesloten in een penitentiaire instelling waar geen aangepaste behandeling was voorzien.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wees op het structurele probleem met internering in Vlaanderen. Duizenden personen worden geïnterneerd in penitentiaire instellingen die niet aangepast zijn aan de opvang van personen met mentale problemen. Daarom was het des te belangrijker dat de man zijn internering daadwerkelijk kon aanvechten.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: EHRM, nr. 50058/12, 27-8-2024
Wetgeving :
Artikel 5, § 1 en artikel 5, § 4 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 5, § 1 EVRM) (artikel 5, § 4 EVRM).
Wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten (9 april 1930).