Hof van beroep Luik, 20 januari 2017
Een Franse komiek, die in eigen land al verschillende veroordelingen heeft opgelopen, geeft een optreden in België. Tijdens dit optreden doet hij uitspraken die aanzetten tot rassenhaat, die rassensuperioriteit aanhangen en die een inbreuk vormen op de Negationismewet.
[Eerste aanleg: Correctionele rechtbank Luik, afdeling Luik, 25 november 2015]
[Waarschuwing: deze uitspraak kan kwetsend taalgebruik bevatten.]
Juridische kwalificatie
Het openbaar ministerie vervolgde de beklaagde voor:
- Aanzetten tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan (artikel 22, 4° antidiscriminatiewet 2007 – thans artikel 250, 4° Strafwetboek).
- Aanzetten tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan (artikel 20, 4° antiracismewet 1981 zoals gewijzigd in 2007 – thans artikel 250, 4° Strafwetboek).
- Verspreiden van denkbeelden die zijn gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat (artikel 21 antiracismewet 1981 zoals gewijzigd in 2007 – thans artikel 251 Strafwetboek).
- Ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd (artikel 1 negationismewet – thans artikel 256 Strafwetboek).
Beslissing
Het hof van beroep bevestigt nagenoeg over de hele lijn de uitspraak van de correctionele rechtbank. De beklaagde moet, op zijn kosten, het arrest publiceren in 2 dagbladen die nationaal verspreid worden. Hij moet ook een schadevergoeding aan de staat betalen, en een bijdrage aan een fonds voor slachtoffers van opzettelijke gewelddaden.
Unia was betrokken partij.