Ga verder naar de inhoud

Hof van Cassatie, 13 januari 2014

Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep ingesteld tegen een arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 28 februari 2011 (A.R. nr. 2008/AR/3194) (Soc. Kron. 2014, nr. 1, 47-49) waarin werd geoordeeld dat een vakbond geldig kon beslissen om een vrouw uit te sluiten nadat ze zich kandidaat had gesteld voor het Vlaams Blok voor de verkiezingen van 2006. 

Gepubliceerd op: 13/01/2014
Domeinen: Lidmaatschap werkgevers- of werknemersorganisatie
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van politieke overtuiging
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Directe discriminatie
Rechtsmacht: Hof van Cassatie
Rechtsgebied: België
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten   

In een arrest van 28 februari 2011 (A.R. nr. 2008/AR/3194) (Soc. Kron. 2014, nr. 1, 47-49) oordeelde het hof van beroep van Antwerpen dat het niet kennelijk onredelijk kan worden genoemd dat de vrouw werd uitgesloten uit de vakbond. Er was volgens het hof van beroep geen sprake van rechtsmisbruik of van een schending van de antidiscriminatiewet. Het arrest deed de volgende vaststellingen:

  • De statuten van een vakbond lieten toe om leden uit te sluiten wanneer ze weigerden de statuten en reglementen na te komen of door hun gedragingen de vakbeweging bewust schade toebrachten.
  • De standpunten van het Vlaams Blok waren duidelijk gericht tegen de vakbonden zoals ze toen waren georganiseerd, in het bijzonder omdat het Vlaams Blok ervoor streed om aan de vakbonden rechtspersoonlijkheid toe te kennen (waartegen de vakbonden zich altijd hebben verzet).
  • De kandidaatstelling van de vrouw voor het Vlaams Blok, voor de verkiezingen van 13 juni 2004, was aanstootgevend voor de vakbond omdat zij zich aldus achter die standpunten schaarde en ze ook uitdroeg.

Beslissing 

Het Hof van Cassatie oordeelt dat:

  • Het arrest op bovenstaande gronden wettig kon oordelen, zonder schending van de artikelen 1134 en 1135 Burgerlijk Wetboek, noch miskenning van het begrip rechtsmisbruik en het algemeen rechtsbeginsel dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd.
  • Dat de uitsluiting van de vrouw niet kennelijk onredelijk kan worden genoemd en dat van rechtsmisbruik geen sprake is.
  • Dat het verweer van de vrouw dat de uitsluiting disproportioneel zou zijn en dat er een schending zou zijn van de antidiscriminatiewet afdoende werd beantwoord in het arrest.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Cass., arrest nr. C.11.0664.N, 13-1-2014.

Wetgeving:

 

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?