Hof van Cassatie, 18 december 2008
De rechtbank van eerste aanleg te Luik had in haar beslissing dd. 27 september 2004 de vordering tot staking ingediend door een ex-lid (uitgesloten) van een groepering met godsdienstig doel ongegrond verklaard. Het hof van beroep te Luik, bij arrest van 6 februari 2006, meent dat de discriminatie niet het gevolg is van de uitsluiting maar van de richtlijnen die hiermee gepaard gaan en hun toepassing door de aanhangers van de groepering. Daarenboven, volgens het hof van beroep , bewijst hij niet dat er directe discriminatie geweest is en weerlegt hij niet het gebrek aan rechtvaardiging.
[Eerste aanleg: Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, 27 september 2004]
[Hoger beroep: Hof van beroep Luik, 6 februari 2006]
[Arrest na cassatie: Hof van beroep Bergen, 10 januari 2012]
Beslissing
Dit arrest wordt verbroken omdat wegens de in voege zijnde wetsbepaling het volstaat dat het slachtoffer enkel feiten aanbrengt die die het bestaan van een discriminatie kunnen doen vermoeden.
Wetgeving:
- Artikel 8 en artikel 14 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 8 EVRM) (artikel 14 EVRM)
- Artikel 149 Grondwet
- Artikel 2, artikel 7 en artikel 19 Wet ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (antidiscriminatiewet 2003 – opgeheven) (25 februari 2003)