Hof van Justitie van de Europese Unie, 1 december 2016
Na een arbeidsongeval is een man tijdelijk arbeidsongeschikt. Hij wordt ontslagen om dringende reden. Volgens het bedrijf zijn zijn arbeidsprestaties onvoldoende. De man meent dat zijn ontslag discriminerend is omdat de werkelijke reden van dat ontslag zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van zijn arbeidsongeval zou zijn. Hij meent dat er sprake is van een handicap.
Mohamed Daouidi tegen Bootes Plus SL e.a. (C-395/15)
Feiten
Op 17 april 2014 is Daouidi door Bootes Plus in dienst genomen als keukenhulp in één van de restaurants van een hotel in Barcelona (Spanje). Op 3 oktober 2014 is Daouidi uitgegleden op de vloer van de keuken van het restaurant waar hij werkte. Hierbij heeft hij zijn linkerelleboog ontwricht, die in het gips moest worden gezet. Op dezelfde dag heeft Daouidi een procedure ingesteld tot erkenning van zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid.
Op 26 november 2014, terwijl hij nog tijdelijk arbeidsongeschikt was, heeft Daouidi van Bootes Plus een mededeling van ontslag om dringende redenen ontvangen, die als volgt was geformuleerd: „Tot onze spijt moeten wij u meedelen te hebben besloten uw dienstverband met onze onderneming te beëindigen en u met onmiddellijke ingang te ontslaan. De reden voor deze beslissing is dat u niet voldoet aan de verwachtingen van de onderneming en dat uw prestaties volgens de onderneming niet voldoende zijn voor de vervulling van uw taken op uw werkplek. Krachtens [het werknemersstatuut] leiden deze feiten tot ontslag.”
Beslissing
Richtlijn 2000/78 moet aldus worden uitgelegd dat:
- Het feit dat de betrokkene als gevolg van een arbeidsongeval voor onbepaalde tijd tijdelijk arbeidsongeschikt is in de zin van het nationale recht, op zich niet betekent dat de functiebeperking van die persoon kan worden aangemerkt als „langdurig” in de zin van de definitie van „handicap” als bedoeld in die richtlijn, gelezen in het licht van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2010/48 van de Raad van 26 november 2009.
- Tot de aanwijzingen waaruit kan worden opgemaakt dat een dergelijke beperking „langdurig” is, met name het feit behoort dat er op de datum van de beweerdelijk discriminerende handeling geen duidelijk vooruitzicht bestaat op een beëindiging op korte termijn van de ongeschiktheid van de betrokkene, alsook het feit dat die ongeschiktheid lang kan voortduren tot het herstel van die persoon, en
- Bij de toetsing van dat „langdurige” karakter de verwijzende rechter zich moet baseren op alle objectieve gegevens waarover hij beschikt, in het bijzonder op documenten en attesten betreffende de toestand van die persoon die zijn opgesteld op basis van de huidige kennis en medische en wetenschappelijke gegevens.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: EU-HvJ, Mohamed Daouidi tegen Bootes Plus SL e.a., 1/12/2016 – Rolnummer C-395/15
Wetgeving:
- Internationaal verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (12 december 2006) en facultatief protocol (13 december 2006) (officiële Engelstalige versie op de website van de VN)
- EU-Kaderrichtlijn 2000/78/EG (27 november 2000)