Ga verder naar de inhoud

Hof van Justitie van de Europese Unie, 17 juli 2008

Richtlijn 2000/78 geldt niet alleen voor werknemers die zelf een handicap hebben, maar ook voor werknemers die het slachtoffer zijn van een ongunstige behandeling ingevolge de handicap van hun kind. Het Hof van Justitie van de Europese Unie erkent in deze zaak voor het eerst discriminatie bij associatie.

Gepubliceerd op: 17/07/2008
Domeinen: Arbeid
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van handicap (validisme)
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Discriminatie bij associatie, Directe discriminatie, Intimidatie
Rechtsmacht: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rechtsgebied: Europese Unie
Unia (burgerlijke) partij: neen

S. Coleman tegen Attridge Law en Steve Law (C-303/06)

Feiten

Mevrouw Coleman werkte voor haar vroegere werkgever sinds januari 2001 als juridische secretaresse. In de loop van 2002 wordt haar zoon geboren. Hij lijdt aan apneucrisissen, aangeboren laryngomalacie en bronchomalacie. De toestand van haar zoontje vereist bijzondere zorgen. Zij staat voornamelijk in voor het toedienen van deze zorgen. Ingevolge deze situatie krijgt ze opmerkingen, bekomt ze geen vlottend uurrooster terwijl  andere collega’s, ook zonder kind met een handicap, deze wel verkrijgen, enz.

Beslissing

Richtlijn 2000/78, en inzonderheid de artikelen 1 en 2, leden 1 en 2, sub a) ervan, moeten aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod van directe discriminatie niet alleen geldt ten aanzien van personen die zelf gehandicapt zijn. Wanneer een werkgever een werknemer die niet zelf een handicap heeft, minder gunstig behandelt dan een andere werknemer in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, en wanneer is aangetoond dat de ongunstige behandeling waarvan deze werknemer het slachtoffer is, is gebaseerd op de handicap van zijn kind, van wie hij de hoofdverzorger is, is een dergelijke behandeling in strijd met het in voornoemd artikel 2, lid 2, sub a, neergelegde verbod van directe discriminatie.

Richtlijn 2000/78 en inzonderheid de artikelen 1 en 2, leden 1 en 3, ervan, moeten aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod van intimidatie niet alleen geldt ten aanzien van personen die zelf gehandicapt zijn. Wanneer wordt aangetoond dat de uit het ongewenste gedrag voortvloeiende intimidatie van een werknemer die niet zelf gehandicapt is, verband houdt met de handicap van zijn kind, van wie hij de hoofdverzorger is, is dat gedrag in strijd met het in voornoemd artikel 2, lid 3, neergelegde verbod van intimidatie.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: EU-HvJ, S. Coleman tegen Attridge Law en Steve Law, 17/7/2008 – Rolnummer C-303/06

Wetgeving:

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?