Ga verder naar de inhoud

Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant, 15 oktober 2024

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Waals-Brabant besliste, na een eenzijdig verzoekschrift van de provincie Waals-Brabant, dat woonwagenbewoners een terrein moesten verlaten. De rechtbank van eerste aanleg oordeelt dat er geen enkele reden was om deze beslissing eenzijdig te nemen, zonder de woonwagenbewoners te hebben gehoord.

Gepubliceerd op: 15/10/2024
Domeinen: Huisvesting
Beschermde kenmerken: Racisme
Rechtsinbreuk(en): Andere
Rechtsmacht: Rechtbank van eerste aanleg
Rechtsgebied: Waals-Brabant
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten   

Op 15 mei 2024 besliste de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Waals-Brabant, na een eenzijdig verzoekschrift van de provincie Waals-Brabant, dat woonwagenbewoners een parking in de gemeente Ottignies Louvain-la-Neuve moesten verlaten onder verbeurte van een dwangsom van 1.000 euro per vastgestelde inbreuk.

De parking, in de buurt van een provinciaal domein, werd door de provincie Waals-Brabant uitzonderlijk ter beschikking gesteld van woonwagenbewoners. Die woonwagenbewoners moesten dan een overeenkomst sluiten met het nationaal comité van woonwagenbewoners. Dat was niet gebeurd. Op 13 mei 2024 werden een 75-tal woonwagens gesignaleerd op het terrein, hetgeen ertoe leidde dat de provincie Waals-Brabant een eenzijdig verzoekschrift indiende bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

Een aantal woonwagenbewoners tekenden derdenverzet aan tegen de beslissing van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Waals-Brabant.

Beslissing

De rechtbank van eerste aanleg oordeelde dat het eenzijdig verzoekschrift onontvankelijk was bij gebrek aan absolute noodzaak en hoogdringendheid.

Volgens de provincie Waals-Brabant was het niet mogelijk om de woonwagenbewoners te identificeren en daardoor was het niet mogelijk om een tegensprekelijk debat te houden. Het eenzijdig verzoekschrift was dus absoluut noodzakelijk. Maar de rechtbank van eerste aanleg wees erop dat een deurwaarder, of desgevallend de politiediensten, de identiteit van de woonwagenbewoners wel hadden kunnen vaststellen.

Volgens de provincie Waals-Brabant was er ook sprake van hoogdringendheid. Het terrein moest worden ontruimd voor de start van het pinksterweekend, want dan zouden heel wat bezoekers afzakken naar het provinciaal domein en waren er heel wat parkeerplaatsen nodig. Maar de rechtbank van eerste aanleg wees erop dat de provincie Waals-Brabant 3 dagen had gewacht alvorens een eenzijdig verzoekschrift in te dienen en dat er nog een tweede parking was. 

De woonwagenbewoners hadden een schadevergoeding gevraagd. Die werd niet toegekend omdat ze niet met zekerheid konden aantonen dat ze persoonlijk schade hadden geleden door de eenzijdige beslissing.

De provincie Waals-Brabant werd veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding van 2.092,32 euro.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Rb. Waals-Brabant, 15-10-2024 – rolnummer 24/11/C

 

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?