Arbeidshof Brussel (Franstalig), 17 maart 2025
Een man had een arbeidsongeval. Wanneer hij terug kan gaan werken, wordt een re-integratietraject opgestart. Volgens het bedrijf is er evenwel geen mogelijkheid tot re-integratie. De man neemt ontslag en start een procedure op wegens het weigeren van redelijke aanpassingen door de werkgever.
Feiten
Een man werkte bij een autoassemblagebedrijf als machine-operator. Hij kreeg een arbeidsongeval en was daardoor langdurig afwezig. Toen hij het werk mocht hervatten, oordeelde de arts-preventieadviseur dat hij zijn vorige taken niet meer kon uitvoeren. Hij kon volgens de arts wel andere taken uitvoeren, mits voldaan werd aan een aantal voorwaarden. Er werd een re-integratietraject opgestart, maar uiteindelijk was de conclusie dat het bedrijf geen aangepaste taken had voor de man. De man nam uiteindelijk ontslag en startte een gerechtelijke procedure. Hij meende dat hij werd gediscrimineerd doordat hij een handicap heeft en de werkgever weigerde om te voorzien in redelijke aanpassingen. De arbeidsrechtbank oordeelde dat de man recht had op een morele schadevergoeding van 1 euro.
In hoger beroep vraagt de man een schadevergoeding van 6 maanden brutoloon wegens het weigeren van redelijke aanpassingen zoals voorzien in de antidiscriminatiewet en een schadevergoeding van 10.000 euro wegens het niet-respecteren van de bepalingen van de welzijnswet.
Beslissing
Het arbeidshof bevestigt dat de man drager is van een handicap. Er moet volgens het arbeidshof worden nagegaan of het bedrijf weigerde om te voorzien in redelijke aanpassingen, of in de onmogelijkheid verkeerde om te voorzien in redelijke aanpassingen omdat die een onevenredige belasting zouden vormen voor het bedrijf.
Artikel I.4-74 van de Codex over het welzijn op het werk legt de procedure vast die moet worden gevolgd in het kader van een re-integratietraject. Volgens het arbeidshof werd deze procedure niet correct gevolgd en werd met betrekking tot het re-integratieverslag geen overleg gepleegd tussen de werkgever, de werknemer en de arts-preventieadviseur. Omdat er geen écht overleg was voorafgaand aan de communicatie van het re-integratieverslag, oordeelt het arbeidshof dat dit het idee ondersteunt dat de werkgever eigenlijk niet wilde voorzien in redelijke aanpassingen.
De werkgever kon volgens het arbeidshof ook niet aantonen dat het voorzien in redelijke aanpassingen een onevenredige belasting zou vormen. De werkgever had geen ernstig onderzoek gevoerd naar de mogelijkheid om de man tewerk te stellen in een administratieve functie. De werkgever had ook niet aangetoond dat de man, eventueel na een bijkomende opleiding, geen enkele andere taak in het bedrijf kon uitvoeren als arbeider.
De man kreeg de wettelijk voorziene forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon uit de antidiscriminatiewet.
De man had ook een schadevergoeding van 10.000 euro gevraagd omdat de bepalingen uit de welzijnswet niet waren gerespecteerd. Hij vond onder meer dat hij recht had op een morele schadevergoeding wegens het belangrijk gevoel van onrechtvaardigheid dat hij had. Maar het arbeidshof wees deze vordering af en oordeelde dat hij al vergoed was voor die onrechtvaardigheid door de forfaitaire schadevergoeding uit de antidiscriminatiewet.
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arbh. Brussel (Fr), 17/3/2025 - rolnummer 2023/AB/622
Wetgeving:
- Artikel I.4-74 Codex over het welzijn op het werk (28 april 2017)