Ga verder naar de inhoud

Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalig), 15 januari 2020

Een administratieve politiebediende heeft slechte ervaringen tijdens zijn 10 maanden durende werktijd (vervangingscontract). Hij meent het slachtoffer te zijn van belaging en na de voorgeschreven interne procedure gevolgd te hebben wordt hij ontslagen. Hij vindt dit een discriminatoir ontslag.

[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 15/01/2020
Domeinen: Arbeid, Politie en justitie
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van seksuele oriëntatie
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Directe discriminatie, Intimidatie, Inbreuk welzijnswet en/of sociaal strafwetboek
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank
Rechtsgebied: Brussel
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten

Een man werkt als administratieve bediende bij de federale politie met een vervangingscontract.  Tijdens zijn vakantie merkt een collega onregelmatigheden op in zijn werk en aan de leidinggevende wordt voorgesteld om de man te ontslagen.  De man betwist deze onregelmatigheden en meldt dat hij het slachtoffer was van pesterijen omwille van zijn seksuele geaardheid, meer bepaald vanwege de collega die hem heeft vervangen.  2 incidenten worden vermeld: op een dag had de collega een komkommer en 2 golfballen op zijn bureau gelegd en tijdens een brandoefening werd een opmerking gemaakt over het feit dat hij een handtas bij zich had: "Is dat geen handtas voor jeanetten?”  Er waren verschillende getuigen bij deze incidenten. De man verwees ook naar geringschattende opmerkingen over de ramadan en toespelingen op terrorisme vanwege de collega, zonder verdere precisering.

Na verschillende gesprekken met de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, diende de man een klacht voor pesterijen in bij de preventieadviseur. 2 dagen later kreeg hij zijn ontslag. 3 maanden later kwam de preventieadviseur tot het besluit dat er sprake was van discriminerende pesterijen. 

Ten slotte werd een procedure ingeleid voor de arbeidsrechtbank van Brussel. 

Juridische kwalificatie

De werknemer klaagt de Belgische Staat aan voor de arbeidsrechtbank wegens pesterijen op basis van zijn seksuele geaardheid (welzijnswet van 4 augustus 1996) en discriminatie op basis van zijn seksuele geaardheid en/of etnische afkomst die heeft geleid tot zijn ontslag (antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 en antiracismewet van 30 juli 1981). 

Hij vordert ook de schadevergoeding in het kader van de bescherming tegen represailles die in deze wetten is voorzien. 

Beslissing

De arbeidsrechtbank meent dat er inderdaad sprake is van homofobe pesterijen en erkent de aansprakelijkheid van de Belgische Staat. Ook oordeelt de rechtbank dat de verwijzingen naar de ramadan en naar terrorisme te onnauwkeurig zijn qua tijd en ruimte om weerhouden te kunnen worden als daden ingegeven door racisme of xenofobie.

De arbeidsrechtbank kent ook de vergoeding toe waarin de welzijnswet voorziet in geval van ontslag na het indienen van een formele klacht wegens pesterijen. De rechtbank is van oordeel dat de Belgische Staat niet met zekerheid heeft aangetoond dat de beslissing om de man te ontslagen volledig vreemd was aan de feiten die hebben geleid tot de klacht.

Het feit van discriminatie wordt niet erkend door de arbeidsrechtbank. De antidiscriminatiewetten kunnen niet worden toegepast wanneer er sprake is van pesterijen op het werk, zoals bepaald in artikel 6 van die wetten. De vergoeding die in de antidiscriminatiewetten is voorzien in het kader van de bescherming tegen represailles kan bijgevolg niet worden toegekend.

Aandachtspunten

De arbeidsrechtbank past de bij artikel 32undecies van de welzijnswet ingevoerde verschuiving van de bewijslast toe bij de beoordeling van de pesterijen.  De rechter baseert zich om het vermoeden van pesterijen vast te stellen op de twee eerder vernoemde incidenten, op de verschillende gesprekken met de psychologen van de interne preventiedienst en op de klacht bij de preventieadviseur. 

Het vonnis beklemtoont dus het belang de interne beschermingsmechanismen uit de welzijnswet waarop een slachtoffer een beroep kan doen, zoals de vertrouwenspersonen, de interne preventiediensten en de preventieadviseur. Meer info hierover staat in een gids van de FOD Werk.

Het betreft trouwens een van de weinige vonnissen waarin discriminerende pesterijen konden worden aangetoond. Deze dossiers zijn vaak zeer complex en het is zeer moeilijk om het verband met een van de beschermde criteria te leggen. 

Er kan, ten slotte, nog worden opgemerkt dat de eiser eveneens een strafrechtelijke klacht had ingediend. Die werd geseponeerd, maar dat belette de arbeidsrechtbank niet om anders te beslissen. Er was ook een tuchtprocedure gestart tegen de desbetreffende medewerker, die in het kader daarvan een berisping kreeg voor het komkommer-incident.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arb.rb.Brussel, 15-01-2020

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?