Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 11 maart 2025
De correctionele rechtbank spreekt een bekende schrijver vrij die rechtstreeks werd gedagvaard voor negationisme, aanzetten tot haat en geweld jegens leden van de Joodse gemeenschap en verspreiden van denkbeelden gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat. De correctionele rechtbank beklemtoont dat de vrije meningsuiting één van de essentiële pijlers is van onze democratische samenleving.
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]
Feiten
De beklaagde - een bekende schrijver - publiceerde in het tijdschrift Humo verschillende columns waarin hij zijn mening uitte over de oorlog tussen Israël en Hamas en de rol van de Joodse gemeenschap. In één van de columns schreef de beklaagde "dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen".
De beklaagde werd rechtstreeks gedagvaard door de vzw Joods Informatie en Documentatiecentrum (vzw JID). Er werd een schadevergoeding gevraagd van 7.910 euro. Het openbaar ministerie sloot zich hier niet bij aan en vorderde de vrijspraak.
Juridische kwalificatie
Aan de beklaagde werden de volgende feiten ten laste gelegd:
- Ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd (artikel 1 negationismewet).
- Aanzetten tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan (artikel 20, 4° antiracismewet).
- Verspreiden van denkbeelden gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat (artikel 21 antiracismewet).
- Schriftelijke belediging (448 Strafwetboek).
Beslissing
De correctionele rechtbank oordeelde dat de strafvordering voor het misdrijf schriftelijke belediging onontvankelijk was en sprak de beklaagde vrij voor de andere misdrijven.
De correctionele rechtbank kon begrijpen dat de leden van de Joodse gemeenschap zich geviseerd voelden door de columns en er aanstoot aan namen, want de beklaagde verkondigde zijn mening vaak op sterk polemische en stuitende wijze. Maar, zo stelde de correctionele rechtbank, de vrije meningsuiting is één van de essentiële pijlers van onze democratische samenleving en ook meningen die schokken, verontrusten of kwetsen mogen worden geuit. Artikel 10 EVRM laat weliswaar toe om de vrije meningsuiting in te perken, onder bepaalde voorwaarden, maar er was volgens de correctionele rechtbank geen dwingende maatschappelijke behoefte om dat te doen of om de columns strafrechtelijk te beteugelen.
De correctionele rechtbank wees er nog op dat de columns in hun geheel moeten worden gelezen, waardoor ze een andere inhoud en betekenis krijgen, en dat er geen enkel aanwijzing was dat de beklaagde medeplichtig zou zijn aan eventuele strafbare feiten die door derden zouden zijn gepleegd als reactie op zijn columns.
Aandachtspunt
Naast de vzw JID had ook een persoon in eigen naam een vordering ingesteld, maar die was volgens de correctionele rechtbank onontvankelijk. De persoon kon geen rechtstreeks individueel en persoonlijk belang aantonen en had ook geen voorafgaande klacht ingediend voor schriftelijke belediging (wat een klachtmisdrijf is).
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Corr. Oost-Vlaanderen, afd. Gent, 11/3/2025
Wetgeving:
- Artikel 10 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 10 EVRM)
- Artikel 19 Grondwet