Ga verder naar de inhoud

Raad van State, 3 december 2024

Een instructeur bij de brandweer kreeg een disciplinaire sanctie opgelegd omdat hij racistische berichten had geplaatst op zijn Facebook-pagina. De Raad van State oordeelde dat er geen schending was van het recht op privacy of van het recht op vrije meningsuiting.

Gepubliceerd op: 03/12/2024
Domeinen: Arbeid, Media en sociale media
Beschermde kenmerken: Racisme
Rechtsinbreuk(en): Haatspraak, Aanzettingsmisdrijf, Verspreidingsverbod
Rechtsmacht: Raad van State
Rechtsgebied: België
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten   

In 2021 publiceerde  Unia een rapport met getuigenissen over racisme bij de Brusselse brandweer. Uit het rapport bleek onder meer dat een sergeant-majoor van de brandweer, die verantwoordelijk was voor het opleiden van rekruten, verschillende berichten met racistische inhoud had geplaatst op zijn Facebook-account. De sergeant-majoor kreeg een sanctie (een ‘rappel à l’ordre’) die hij aanvocht voor de Raad van State. Hij stelde dat de sanctie strijdig was met het recht op privacy (artikel 8 EVRM) en het recht op vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM).

Beslissing 

De sergeant-majoor stelde dat zijn Facebook-pagina enkel toegankelijk was voor vrienden en dat de berichten die hij op Facebook had geplaatst tot zijn privéleven behoorden. Uit de stukken bleek evenwel dat de berichten niet gedeeld werden in de modus ‘vrienden’, maar in de modus ‘publiek’. Iedereen kon dus kennis nemen van de berichten.  De sergeant-majoor had trouwens meer dan 1.000 vrienden op Facebook (waaronder enkele professionele accounts).  Wanneer men ‘publiekelijk’ berichten deelt in een dergelijke ruime kring, dan kan men zich niet meer beroepen op het recht op privacy.

De sergeant-majoor stelde ook dat zijn recht op vrije meningsuiting werd ingeperkt. Hij bekleedde evenwel een openbare functie. Van personen die een dergelijke functie bekleden mag, meer nog dan van werknemers in de private sector, geëist worden dat ze blijk geven van loyaliteit en terughoudendheid en van een zekere gematigdheid in de uitoefening van hun vrije meningsuiting.

De Raad van State oordeelde dat er geen schending was van het recht op privacy (artikel 8 EVRM) of van het recht op vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM).

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: RvS, arrest nr. 261.628, 3-12-2024

Wetgeving:

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?