Analyse van de rechtspraak over cumulatieve en intersectionele discriminatie (juli 2025)
Door de goedkeuring van de wet van 28 juni 2023 werden de begrippen intersectionele en cumulatieve discriminatie opgenomen in de federale antidiscriminatiewetten. De deelstaten bleven niet achter: ook zij hebben meervoudige discriminatie erkend, hetzij uitdrukkelijk in het geval van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschap, hetzij impliciet in het geval van het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en Vlaanderen door te preciseren dat discriminatie gebaseerd kan zijn op meerdere beschermde criteria.
Hoewel het 2 jaar na de inwerkingtreding van deze wet nog wat voorbarig is om een eerste balans op te maken, willen we deze ‘verjaardag’ toch aangrijpen om een analyse te maken van cumulatieve en intersectionele discriminatie:
I. Oorsprong van het begrip intersectionaliteit
II. Meervoudige discriminatie en de vormen ervan
III. De verankering van meervoudige discriminatie op nationaal en Europees niveau
IV. De erkenning van meervoudige discriminatie in de rechtspraak
I. Oorsprong van het begrip intersectionaliteit
Het concept van intersectionaliteit is bedacht door Kimberlé Crenshaw, een Afro-Amerikaanse professor in de rechten. Ze ontwikkelde het concept naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak in een zaak tussen een werkneemster (Emma DeGraffenreid) en haar voormalige werkgever (het bedrijf General Motors) (U.S. District Court (Eastern District of Missouri), DeGraffenreid v. General Motors Assembly Div., 4 mei 1976, 413 F. Supp. 142). Het bedrijf kende financiële moeilijkheden en besloot daarom om werknemers te ontslagen volgens de regel “Last Hired, Last Fired” (laatst aangeworven, eerst ontslagen). Het bedrijf had vóór de jaren 70 geen enkele zwarte vrouw in dienst genomen. Daardoor waren zij de eersten die werden ontslagen. Verschillende zwarte werkneemsters, onder wie Emma DeGraffenreid, besloten hun ontslag aan te vechten. Ze voerden aan dat zij als zwarte vrouwen op grond van de beschermde criteria geslacht én zogenaamd ras werden gediscrimineerd.
De rechter besloot echter deze criteria afzonderlijk te analyseren en concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie. Hij was van mening dat er geen sprake was van discriminatie op grond van geslacht of zogenaamd ras want blanke vrouwen die vóór 1970 in dienst waren getreden werden niet door de maatregel getroffen, evenmin als zwarte mannen. Volgens de eisers waren zij echter juist het slachtoffer van discriminatie omdat zij zowel zwart als vrouw waren.
Met het concept van intersectionaliteit wil Kimberlé Crenshaw de manier waarop het antidiscriminatiekader wordt benaderd aan de kaak stellen en de specifieke benadeling van personen die zich op het snijpunt bevinden van meerdere beschermde criteria zichtbaar maken.
Hoewel het begrip intersectionaliteit werd ontwikkeld in het domein van het (antidiscriminatie)recht, is het daartoe niet beperkt gebleven. Het begrip kan worden gedefinieerd als “een theoretisch concept, een analytische benadering en een juridisch en politiek instrument dat rekening houdt met de verschillende lagen van voor- en nadelen die iedereen ondervindt als gevolg van maatschappelijke en structurele systemen” (Center for intersectional justice, Intersectionality at a glance in Europe, Fact-sheet, maart 2020, 2) (vrije vertaling).
Het begrip intersectionaliteit werd pas in 1989 geconceptualiseerd, maar de onderliggende problematiek werd eerder al door anderen onderzocht en getheoretiseerd, bijvoorbeeld door bell hooks, Angela Davis, Audre Lorde of nog in het midden van de 19e eeuw door Sojourner Truth. Deze laatste was een pionier voor vrouwenrechten en tegen slavernij en werd bekend met haar toespraak “Ain’t I a Woman?” (Ben ik geen vrouw?) die ze hield op 29 mei 1851 en waarin ze de zogenaamd ‘universele’ categorie ‘vrouw’ in vraag stelde omdat die enkel de problemen en belangen van witte vrouwen vertegenwoordigde.
II. Meervoudige discriminatie en de vormen ervan
Meervoudige discriminatie is een generieke term die verwijst naar een situatie waarin een persoon anders wordt behandeld op basis van meerdere discriminatiegronden. Dit kan verschillende vormen aannemen: de discriminatie kan opeenvolgend, cumulatief (of additief) of intersectioneel zijn.
- Opeenvolgende discriminatie doet zich voor wanneer iemand op basis van verschillende gronden die afzonderlijk en op verschillende momenten een rol spelen, meerdere keren wordt gediscrimineerd. Bijvoorbeeld: Een homoseksuele man die tot een etnische minderheid behoort, kan op zijn werk worden gepest vanwege zijn seksuele geaardheid en een baan worden geweigerd vanwege zijn etnische afstamming.
- Meervoudige discriminatie kan vervolgens de vorm aannemen van cumulatieve (of additieve) discriminatie. Het gaat dan om een situatie waarin een persoon op een bepaald moment om meerdere redenen verschillend wordt behandeld, waarbij deze redenen elkaar opstapelen maar ook los van elkaar kunnen worden gezien. Bijvoorbeeld: de sollicitatie van een 44-jarige man wordt afgewezen omdat de werkgever veronderstelt dat hij niet in staat zal zijn om te werken in een team dat uitsluitend bestaat uit vrouwen tussen 20 en 30 jaar. De man wordt dus dubbel gediscrimineerd: op grond van zijn leeftijd en op grond van zijn geslacht.
- Ten slotte is er sprake van intersectionele discriminatie wanneer een individu of een groep individuen wordt gediscrimineerd op basis van criteria die zo met elkaar verweven zijn dat ze een unieke en specifieke vorm van achterstelling creëren. De beschermde criteria werken op elkaar in en worden onlosmakelijk met elkaar verbonden door de interactie van verschillende machtssystemen die met name verband houden met de sociaaleconomische context.
Het is soms moeilijk om cumulatieve discriminatie te onderscheiden van intersectionele discriminatie. Om het onderscheid te verduidelijken, kunnen verschillende voorbeelden worden aangehaald:
- Een persoon stuurde zijn cv via de website van de VDAB naar een ambulancedienst die op zoek was naar een chauffeur voor het vervoer van zieken. De kandidaat, een Belg, vermeldde in zijn cv zijn achternaam en geboorteplaats, waaruit bleek dat hij van Oost-Europese origine was. De zaakvoerster dacht dat ze een antwoord stuurde naar een medewerker van de VDAB, maar haar reactie kwam rechtstreeks bij de sollicitant terecht: “Buitenlander, 22 jaar, geen ervaring. Het is niet nodig om me dit te sturen. Geen buitenlanders, geen mensen zonder ervaring en geen vrouwen met jonge kinderen, dat is bij voorbaat gedoemd te mislukken.” In dit geval werd (enkel) discriminatie op grond van een raciaal criterium vastgesteld. Als de persoon die zijn cv had gestuurd echter een vrouw met jonge kinderen van buitenlandse origine zou zijn geweest, dan zou de weigering om haar aan te werven cumulatieve discriminatie hebben gevormd, aangezien zij dan dubbel benadeeld zou zijn geweest (correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 17 februari 2021).
- Een werkgever biedt zijn werknemers een opleiding aan, maar krijgt te veel aanvragen en besluit de kandidaten te selecteren op basis van een ogenschijnlijk neutraal criterium: de in België gewerkte tijd. Dit criterium kan enerzijds een bijzondere benadeling op grond van nationaliteit met zich meebrengen, aangezien het geen rekening houdt met personen die in een ander land hebben gewerkt, wat waarschijnlijk meer gevolgen heeft voor werknemers met een buitenlandse nationaliteit. Anderzijds benadeelt het ook vrouwen, die vaker deeltijds werken en dus minder uren presteren dan mannen. Dit selectiecriterium zou dus zowel werknemers met een buitenlandse nationaliteit als vrouwen kunnen benadelen en bijgevolg buitenlandse vrouwen dubbel kunnen benadelen.
- Op het vlak van huisvesting kan er sprake zijn van cumulatieve discriminatie wanneer een verhuurder een inkomen van meer dan 3.000 euro per maand eist van een toekomstige huurder en tegelijkertijd weigert zijn woning te verhuren aan personen van Maghrebijnse origine. De persoon die minder dan 3.000 euro verdient, wordt gediscrimineerd op grond van vermogen, de persoon van Maghrebijnse origine op grond van raciale criteria en de persoon van Maghrebijnse origine die minder dan 3.000 euro verdient, wordt dubbel gediscrimineerd.
- A contrario werd de weigering om een Aziatische vrouw van Vietnamese origine aan te werven, op basis van stereotypen over Aziatische vrouwen van bepaalde juryleden die haar hadden geïnterviewd, beschouwd als intersectionele discriminatie, waardoor een vermoeden van discriminatie werd vastgesteld. In eerste aanleg heeft de rechter de beschermde criteria afzonderlijk geanalyseerd en geoordeeld dat er geen sprake was van discriminatie op grond van raciale criteria, omdat de jury positieve opmerkingen had gemaakt over de sollicitatie van een Aziatische man. Er was volgens de rechter evenmin sprake van discriminatie op grond van geslacht, omdat de jury positieve opmerkingen had gemaakt over de sollicitatie van een andere vrouw. In hoger beroep werd de beslissing herzien en werd een intersectionele benadering gevolgd nadat was gewezen op “de bijzondere aard van haar levenservaring”: "Aziatische vrouwen zijn het voorwerp van een reeks stereotypen en vooroordelen die geen invloed hebben op Aziatische mannen of witte vrouwen. Bijgevolg kunnen zij het slachtoffer worden van discriminatie, zelfs als er geen sprake is van discriminatie ten aanzien van laatstgenoemden" (U.S. Court of Appeals (9th Circuit), Lam v. University of Hawaii, 11 oktober 1994, 40 F. 3d. 1551) (vrije vertaling).
III. De verankering van meervoudige discriminatie op nationaal en Europees niveau
Het begrip meervoudige discriminatie werd in de federale wetgeving ingevoerd na aanbevelingen van de Commissie voor de evaluatie van de federale antidiscriminatiewetten (Eindverslag ‘Bestrijding van discriminatie, haatboodschappen en haatmisdrijven: een gedeelde verantwoordelijkheid’) en van Unia (Evaluatie van de antiracismewet en antidiscriminatiewet). In de parlementaire stukken werd gepreciseerd dat meervoudige discriminatie 2 vormen kan aannemen: cumulatieve discriminatie en intersectionele discriminatie (Parl.St. Kamer, 2022-23, nr. 55-3366/001, 8).
De wet van 28 juni 2023 bevat volgende definities:
- Cumulatieve discriminatie: situatie die zich voordoet wanneer een persoon wordt gediscrimineerd naar aanleiding van een onderscheid op grond van meerdere beschermde criteria die bij elkaar worden opgeteld, maar scheidbaar blijven.
- Intersectionele discriminatie : situatie die zich voordoet wanneer een persoon wordt gediscrimineerd naar aanleiding van een onderscheid op grond van meerdere beschermde criteria die op elkaar inwerken en onscheidbaar worden.
Het invoeren van het begrip meervoudige discriminatie heeft gevolgen voor wat betreft de rechtvaardigingsregeling en de schadevergoeding.
- De antidiscriminatiewetten laten toe om een onderscheid te rechtvaardigen. De rechtvaardigingsregeling hangt samen met het domein waarop de ongelijke behandeling betrekking heeft en met het onderliggend beschermd criterium. Wanneer een persoon verschillend wordt behandeld op grond van minstens 2 criteria, dan is de rechtvaardigingsregeling van toepassing die het gunstigst is voor de persoon die door het verschil in behandeling wordt getroffen, ongeacht of het criteria betreft uit één of meerdere wetten. Stel bijvoorbeeld dat een persoon geen toegang krijgt tot een evenement op grond van zijn huidskleur en de aard van zijn inkomsten. De verschillende behandeling is per definitie discriminerend want het is in dit domein niet mogelijk om een onderscheid op grond van raciale criteria te rechtvaardigen.
- Wat de schadevergoeding betreft, voorziet de wet van 28 juni 2023 in de mogelijkheid om de forfaitaire schadevergoeding te cumuleren “om rekening te houden met het opgetelde aantal cumulatieve criteria” of “om rekening te houden met het aantal criteria die op onscheidbare wijze op elkaar inwerken”. In de parlementaire stukken wordt gepreciseerd dat rekening moet worden gehouden met de specifieke schade die het slachtoffer heeft geleden en met de kwetsbare situatie waarin het slachtoffer zich kan bevinden (Parl.St. Kamer, 2022-23, nr. 55-3366/001, 10). De Franse Gemeenschap heeft ervoor gekozen om de federale regeling over te nemen in het decreet van 12 december 2008. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dat niet geval en wordt in het geval van cumulatieve discriminatie voorzien in de automatische cumulatie van schadevergoedingen.
Ten slotte is het nuttig om te vermelden dat het invoeren van het begrip meervoudige discriminatie niet hetzelfde is als het invoeren van nieuwe vormen van discriminatie (naast directe en indirecte discriminatie, intimidatie en seksuele intimidatie, weigeren van redelijke aanpassingen en opdracht geven tot discriminatie). Het zijn deze verschillende vormen van discriminatie die, wanneer ze op meerdere beschermde criteria berusten, meervoudige discriminatie vormen. In die zin zijn intersectionaliteit en meervoudige discriminatie opgenomen in het Wetboek inzake de gelijkheid, de non-discriminatie en de bevordering van diversiteit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarin intersectionele discriminatie wordt gedefinieerd als: “Directe of indirecte, discriminerende of seksuele intimidatie, of de opdracht om te discrimineren gebaseerd op verschillende, echte of vermeende, beschermde criteria die op zichzelf of door associatie worden toegekend, die zodanig op elkaar inspelen en onlosmakelijk met elkaar verbonden worden.”
Wat de Europese Unie betreft, heeft het begrip meervoudige discriminatie een bescheiden intrede gedaan in haar regelgeving via de overwegingen van de richtlijnen 2000/43/EG (Richtlijn van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – overweging 14) en 2000/78/EG (Richtlijn van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep – overweging 3). Deze overwegingen, die op gelijkaardige wijze zijn geformuleerd, bepalen: “Bij de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling (…) dient de Gemeenschap overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het EG-Verdrag, te trachten ongelijkheden weg te nemen en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen, met name omdat vrouwen vaak het slachtoffer zijn van meervoudige discriminatie.”
In richtlijn 2024/1385 (Richtlijn van 14 mei 2024 ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld – overweging 6), die van recentere datum is, wordt erkend dat personen die het slachtoffer zijn van intersectionele discriminatie een verhoogd risico lopen op geweld. De lidstaten worden verplicht om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van personen en groepen die op intersectionele wijze worden benadeeld. De richtlijnen 2024/1499 en 2024/1500 betreffen de normen voor organen van gelijke behandeling. Ze verplichten die organen om bijzondere aandacht te besteden aan intersectionele discriminatie.
De duidelijkste en meest gedetailleerde erkenning van intersectionaliteit staat in richtlijn 2023/970 (Richtlijn van 10 mei 2023 ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen – overweging 25). In deze richtlijn wordt uitdrukkelijk erkend dat “nog andere gronden voor discriminatie of ongelijkheid een rol kunnen spelen, wanneer de werknemer behoort tot één of meer groepen die bescherming genieten tegen discriminatie op grond van geslacht, enerzijds, en ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, als beschermd uit hoofde van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad of Richtlijn 2000/78/EG van de Raad, anderzijds”. De richtlijn stelt vervolgens: “Vrouwen met een handicap, vrouwen van ongeacht welk ras of etnische afkomst, waaronder Romavrouwen, en jonge of oudere vrouwen behoren tot groepen die te maken kunnen krijgen met intersectionele discriminatie. Deze richtlijn moet derhalve verduidelijken dat het in geval van beloningsdiscriminatie op grond van gender mogelijk moet zijn rekening te houden met een dergelijke combinatie, teneinde elke vorm van twijfel die in dit verband binnen het bestaande rechtskader bestaat, weg te nemen, en de nationale rechtbanken, organen voor gelijke behandeling en andere bevoegde instanties in staat te stellen elke vorm van benadeling als gevolg van intersectionele discriminatie naar behoren in aanmerking te nemen, met name voor materiële en procedurele doeleinden, onder meer om het bestaan van discriminatie te erkennen, de geschikte referentiepersoon te bepalen, de evenredigheid te beoordelen en, in voorkomend geval, het compensatie- of sanctieniveau vast te stellen.”
IV. De erkenning van meervoudige discriminatie in de rechtspraak
De manier waarop hoven en rechtbanken omgaan met meervoudige discriminatie hangt af van de vorm die deze discriminatie aanneemt. In de rechtspraak werd cumulatieve discriminatie zonder al te veel problemen erkend. Er is meer terughoudendheid wat de erkenning van intersectionele discriminatie betreft, waarbij een uitzondering moet worden gemaakt voor het VN-Comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (waarvan de rechtspraak evenwel niet wordt besproken in deze bijdrage).
Hieronder worden eerst de beslissingen van de Belgische hoven en rechtbanken over cumulatieve discriminatie onder de loep genomen. Daarna analyseren we de beslissingen van de Belgische en Europese hoven en rechtbanken over intersectionele discriminatie. Het specifieke vraagstuk van de cumul van schadevergoedingen werd besproken in onze bijdrage Analyse van rechtspraak over de schadevergoeding voor discriminatie in de arbeidsbetrekkingen, en de cumul ervan met andere schadevergoedingen.
Cumulatieve discriminatie
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 28 juni 2023 werd het concept van meervoudige discriminatie al impliciet erkend in de rechtspraak, met name door het toestaan van de cumulatie van forfaitaire schadevergoedingen in geval van discriminatie op basis van meerdere criteria (a contrario, arbeidshof Brussel, 30 november 2011, A.R. nr. 2008/AB/51443 – In deze zaak voerde verzoekster zowel discriminatie op grond van leeftijd als op grond van geslacht aan, omdat zij door haar werkgever was gedwongen haar opzegtermijn uit te doen, terwijl zij dat niet had hoeven doen als zij een man van dezelfde leeftijd of een jongere vrouw was geweest. Het arbeidshof gaf haar gelijk, maar onderzocht alleen het verschil in behandeling op grond van leeftijd).
Een dienstenchequebedrijf had geweigerd een 44-jarige man in dienst te nemen en rechtvaardigde dit als volgt: "Wat niet de taken zelf betreft, maar mijn groep [werknemers], heb ik alleen jonge vrouwen tussen 20 en 30 jaar oud in dienst. Ik ben er niet van overtuigd dat ik alle kansen aan mijn kant heb om een hechte groep te [garanderen] ...". De weigering was dus gebaseerd op het criterium geslacht en op het criterium leeftijd en leidde tot een dubbele benadeling als gevolg van de combinatie van criteria (in dit geval het feit dat hij een oudere man was). De arbeidsrechtbank van Luik erkende de meervoudige discriminatie en kende een gedeeltelijke cumulatie toe van de schadevergoeding, namelijk een schadevergoeding van 9 maanden brutoloon, omdat de rechtbank oordeelde dat er sprake was van 2 verschillende soorten discriminatie en dat de schade “op zijn minst gedeeltelijk onderscheiden was vanuit moreel oogpunt” (arbeidsrechtbank Luik, afdeling Dinant, 11 augustus 2017, A.R. nr. 16/294/A, Soc. kron. 2018, 242-245).
In een andere zaak had een farmaceutisch bedrijf geweigerd een dove vrouw die zwanger was in dienst te nemen. Zowel de arbeidsrechtbank als het arbeidshof van Antwerpen oordeelden dat zij het slachtoffer was van ‘drievoudige discriminatie’. De eerste discriminatie was gebaseerd op de handicap van de eiseres, aan wie tijdens de sollicitatieprocedure een tijdelijke functie onder haar niveau werd aangeboden “zodat het bedrijf aan haar handicap kon wennen”. De tweede discriminatie betrof de weigering om haar aan te werven voor de functie vanwege haar handicap en de derde discriminatie was gebaseerd op dezelfde weigering, maar dan op grond van haar moederschap. In tegenstelling tot de arbeidsrechtbank, die 3 vergoedingen van 6 maanden brutoloon had toegekend voor elk van de discriminaties (arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 29 september 2020), oordeelde het arbeidshof dat het slachtoffer recht had op 2 forfaitaire vergoedingen van 6 maanden brutoloon: één op grond van de antidiscriminatiewet en één op grond van de genderwet (arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 28 juni 2021). Het arbeidshof was van mening dat de discriminatie op grond van handicap, zowel bij de sollicitatie als bij de aanwerving, onderling verband hield en dat daarvoor slechts één forfaitaire schadevergoeding moest worden toegekend.
Voor zover ons bekend, werd de wet van 28 juni 2023 voor het eerst toegepast in een arrest van het arbeidshof van Antwerpen. Een vrouw had, na haar moederschapsverlof, haar afwezigheid verlengd wegens gezondheidsproblemen. Ze werd ontslagen. Het arbeidshof oordeelde dat de vrouw recht had op een cumulatieve vergoeding van 3 keer 6 maanden brutoloon op basis van de bepalingen inzake moederschapsbescherming, de genderwet en de antidiscriminatiewet (arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 4 januari 2024).
Meer recentelijk oordeelde de arbeidsrechtbank van Brussel, in een vonnis van 5 mei 2025, dat een vrouw het slachtoffer was geworden van een cumulatieve directe discriminatie. De vrouw had in een boekhoudkantoor gesolliciteerd voor de functie van hulpboekhouder. Na haar sollicitatie had ze kennis genomen van een interne mededeling tussen de zoekvoerster van het boekhoudkantoor en haar fiscalist waarin stond: “niet zo slecht, maar zwart en/of oud”. De vrouw kreeg een forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon voor discriminatie op grond van huidskleur en van 6 maanden brutoloon voor discriminatie op grond van leeftijd. De arbeidsrechtbank oordeelde dat het in beide gevallen om een andere aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer ging (arbeidsrechtbank Brussel, 5 mei 2025).
Intersectionele discriminatie
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erkende onlangs voor het eerst uitdrukkelijk intersectionele discriminatie. Het Hof van Justitie van de Europese Unie daarentegen vermijdt, indien mogelijk, een standpunt in te nemen of weigert het begrip te erkennen.
Op nationaal niveau zijn de rechtbanken tot nu toe vrij voorzichtig geweest, maar de verwachting is dat na de inwerkingtreding van de wet van 28 juni 2023 het aantal gunstige uitspraken zal toenemen.
Openen Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich in de zaak Parris uitdrukkelijk uitgesproken over intersectionaliteit. De heer Parris had al meer dan 30 jaar een vaste relatie met een partner van hetzelfde geslacht. Hij gaf les aan het Trinity College in Dublin en had zich aangesloten bij een pensioenregeling van het Trinity College. Deze pensioenregeling voorzag bij overlijden van de verzekerde in een overlevingspensioen voor de echtgenoot of geregistreerde partner. Er was echter een voorwaarde: het huwelijk of het geregistreerde partnerschap moest zijn gesloten vóór de 60ste verjaardag van de verzekerde. Het was voor de heer Parris en zijn partner onmogelijk om aan deze voorwaarde te voldoen. Vóór de 60ste verjaardag van de heer Parris was het in Ierland namelijk niet mogelijk om te huwen of een geregistreerd partnerschap aan te gaan met een partner van hetzelfde geslacht. Om die reden wees het Trinity College het verzoek tot erkenning van het recht van de partner van Parris op een overlevingspensioen af. De heer Parris voerde aan dat hij het slachtoffer was van discriminatie op grond van zijn seksuele oriëntatie, zijn leeftijd en de combinatie van beide criteria. Het Hof van Justitie van de Europese Unie aanvaardde het reële bestaan van intersectionaliteit, maar weigerde het begrip toe te passen in deze zaak. Volgens het EU-Hof moet richtlijn 2000/78 zo worden uitgelegd dat een nationale regeling zoals die in Ierland, geen discriminatie kan invoeren op grond van seksuele oriëntatie en leeftijd in onderlinge samenhang beschouwd, wanneer die regeling niet discrimineert op grond van seksuele oriëntatie of op grond van leeftijd afzonderlijk (EU-HvJ, arrest Parris t. Trinity College Dublin, nr. C-443/15, 24 november 2016).
In andere zaken van intersectionele discriminatie die aan het Hof van Justitie van de Europese Unie werden voorgelegd, heeft het EU-Hof de kwestie omzeild door zich te baseren op een fout van de verwijzende instantie. Zo werd de vraag voorgelegd of een verbod op het dragen van geloofssymbolen verenigbaar is met richtlijn 2000/78, aangezien deze maatregel vooral vrouwen treft en daardoor niet alleen tot discriminatie op grond van geloofsovertuiging, maar ook tot discriminatie op grond van geslacht kan leiden. Maar omdat richtlijn 2006/54 van toepassing was, kon het EU-Hof de kwestie aan de kant schuiven (EU-HvJ, arrest IX t. Wabe eV en M.H. Müller Handels GmbH t. M.J., gevoegde zaken nr. C-804/18 en C-341/19, 15 juli 2021, § 58 en EU-HvJ, O.P. t. Commune d’Ans, nr. C-148/22, 28 november 2023, § 49).
Openen Europees Hof voor de Rechten van de Mens
In de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is er meer openheid, onder meer in de zaak Carvalho Pinto de Sousa Morais (EHRM, Carvalho Pinto de Sousa Morais t. Portugal, nr. 17484/15, 25 juli 2017). Hoewel het EHRM niet uitdrukkelijk verwijst naar het begrip intersectionaliteit, veroordeelde het Portugal wegens discriminatie van intersectionele aard op grond van geslacht en leeftijd. De zaak betrof een vrouw die vanwege ernstige gynaecologische problemen een operatie moest ondergaan. De operatie was mislukt en de vrouw hield er ernstige handicaps aan over, evenals grote problemen om seksuele betrekkingen te hebben. Het Portugese hof van beroep had de schadevergoeding die in eerste aanleg was toegekend verlaagd, waarbij het verwees naar haar leeftijd (50 jaar) en het feit dat de vrouw al 2 kinderen had. Het hof van beroep motiveerde dit als volgt: “Op de datum van de operatie was verzoekster moeder van 2 kinderen en al 50 jaar oud, en op die leeftijd is seks niet meer zo belangrijk dan wanneer men jong is, aangezien de belangstelling daarvoor met het ouder worden afneemt”. Het EHRM hanteert een intersectionele benadering om de discriminatie te analyseren: "In casu gaat het niet om overwegingen van leeftijd of geslacht als zodanig, maar veeleer om de veronderstelling dat seksualiteit voor een vijftigjarige moeder van 2 kinderen niet zo belangrijk zou zijn als voor een jongere vrouw. Deze veronderstelling weerspiegelt een traditionele visie op vrouwelijke seksualiteit – die hoofdzakelijk verband houdt met de voortplantingsfuncties van de vrouw – en gaat voorbij aan het fysieke en psychologische belang ervan voor de ontplooiing van de vrouw als persoon" (§ 52).
Zie voor andere voorbeelden: EHRM, S.A.S. t. Frankrijk, nr. 43835/11, 1 juli 2014, § 161 en B.S. t. Spanje, nr. 47519/08, 24 juli 2012, § 67-72 waarin wordt gewezen op “de bijzondere kwetsbaarheid van verzoekster die inherent is aan haar situatie van Afrikaanse vrouw die werkt als prostituee”.
Op 10 december 2024 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het eerst uitdrukkelijk intersectionele discriminatie benoemd en erkend in de zaak F.M. e.a. (EHRM, F.M. e.a. t. Rusland, nr. 71671/16 en 40190/18, 10 december 2024) Het EHRM oordeelde namelijk dat de uitbuiting van vrouwelijke migrerende werknemers zonder verblijfsvergunning een vorm van discriminatie vormt in de zin van artikel 14, juncto artikel 4 EVRM. Het EHRM citeerde verschillende documenten van de Verenigde Naties over intersectionaliteit en gaf de verzoeksters gelijk die hadden aangevoerd dat zij het slachtoffer waren van intersectionele discriminatie op grond van hun geslacht, etnische afstamming en sociale positie, die voortvloeide uit seksistische, etnische en anti-immigratie vooroordelen van de autoriteiten.
Openen Nationale hoven en rechtbanken
In de nationale rechtspraak is een zeker scepticisme waarneembaar met betrekking tot intersectionele discriminatie.
- In een zaak die werd beoordeeld door de arbeidsrechtbank van Brussel werd het begrip intersectionele discriminatie ingeroepen. De zaak had betrekking op de weigering van een bedrijf om een stagiaire die een islamitisch hoofddoek droeg in dienst te nemen. De rechter oordeelde dat het aangevoerde middel geen juridische grondslag had: “[...] in dit vonnis zal geen aandacht worden besteed aan de uitgebreide theoretische beschouwingen van verzoekster over de intersectionele dimensie van de beweerde discriminatie, ook al zijn deze niet zonder wetenschappelijk belang. Verzoekster geeft niet alleen niet aan welk wettelijk stelsel van toepassing zou zijn op de door haar aangevoerde intersectionele discriminatie, maar trekt ook geen enkele conclusie uit haar analyse van de grondslag van haar vordering. Overigens moet worden vastgesteld dat het begrip intersectionaliteit grotendeels afwezig is in het recht van de Unie en dat de antidiscriminatiewetten van 10 mei 2007 geen definitie geven van intersectionaliteit en evenmin een regeling bevatten voor intersectionele discriminatie, evenmin als voor meervoudige discriminatie” (arbeidsrechtbank Brussel, 17 juli 2020) (zie in dit verband ook, in dezelfde zaak, arbeidsrechtbank Brussel, 7 oktober 2024).
- In de zaak O.P. tegen de gemeente Ans, die aan het Hof van Justitie van de Europese Unie werd voorgelegd, verwierp de arbeidsrechtbank van Luik eveneens elke discriminatie op grond van geslacht, onder verwijzing naar het abstracte karakter van de elementen die ter ondersteuning van deze bewering werden aangevoerd en het gebrek aan antwoord op de aan hen voorgelegde prejudiciële vragen van zowel het Grondwettelijk Hof als het Hof van Justitie van de Europese Unie (arbeidsrechtbank Luik, afdeling Luik, 3 december 2024).
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 28 juni 2023 waren er nochtans 2 beslissingen die de weg vrijmaakten voor het erkennen van deze vorm van discriminatie.
- De eerste beslissing had te maken met de weigering van een openbaar vervoerbedrijf om een vrouw met een islamitisch hoofddoek in dienst te nemen. De rechter paste, strikt bekeken, geen intersectionele benadering toe aangezien hij de 2 beschermde criteria van elkaar scheidde. Maar de rechter oordeelde dat de weigering directe discriminatie vormde op grond van geloofsovertuiging en indirecte discriminatie op grond van geslacht, omdat het verbod op geloofssymbolen onevenredig grote gevolgen heeft voor vrouwen. De rechter hield echter geen rekening met de verschillende criteria bij het bepalen van de schadevergoeding (arbeidsrechtbank Brussel, 3 mei 2021).
- De tweede beslissing had te maken met de terugbetaling van HPV-vaccins (vaccins tegen het papillomavirus), die voorbehouden was aan vrouwen. Deze regeling was bijzonder nadelig voor homoseksuele jongens. Heteroseksuele jongens werden namelijk indirect beschermd door de vaccinatie van meisjes. Voor homoseksuele jongens gold deze indirecte bescherming niet. De arbeidsrechtbank van Brussel oordeelde dat deze regeling niet alleen directe discriminatie op grond van geslacht vormde, maar dat er ook sprake was van intersectionele discriminatie op grond van geslacht en seksuele oriëntatie. De discriminatie bevond zich immers op het snijpunt van de criteria geslacht en seksuele oriëntatie, want niet alle mannen werden door de maatregel benadeeld (heteroseksuele mannen ontwikkelen een groepsimmuniteit) evenmin als alle homoseksuele personen (lesbiennes worden als vrouw niet getroffen) (arbeidsrechtbank Brussel, 18 maart 2022).
V. Besluit
Wat de strijd tegen discriminatie betreft, moeten de vele voordelen van de begrippen intersectionaliteit en meervoudige discriminatie niet meer worden aangetoond. Deze begrippen maken het bijvoorbeeld mogelijk om de cumulatieve impact van discriminatie op basis van meerdere criteria zichtbaar te maken, evenals de specifieke situatie van personen die zich op het snijpunt daarvan bevinden. Ze laten toe om rekening te houden met de ruimere context van de nadelige behandeling en om de geleden schade te revalueren.
Anderzijds blijven de begrippen nog grotendeels onbekend en het is vooral een beperkte kring van insiders, voornamelijk uit het verenigingsleven en de academische wereld, die ermee vertrouwd is. De rechtbanken en hoven konden het begrip meervoudige discriminatie voordien al toepassen, ook zonder dat het absoluut noodzakelijk was om het begrip in de wetgeving vast te leggen. Niettemin geeft de wettelijke verankering hopelijk een duwtje in de rug aan de rechtbanken en hoven die tot nu toe eerder terughoudend waren om ermee aan de slag te gaan.
VI. Bibliografie
- Shreya ATREY “Illuminating the CJEU’s Blind Spot of Intersectional Discrimination in Parris v. Trinity College Dublin”, Industrial Law Journal, 2018, vol. 47, n° 2, 278-296.
- Emmanuelle BRIBOSIA, Robin Medard INGHILTERRA et Isabelle RORIVE, “Discrimination intersectionnelle en droit : mode d’emploi”, Revue trimestrielle des droits de l'homme, 2021, n° 126, pp. 241-274.
- Kimberlé CRENSHAW, “Demarginalizing the Intersection of Race and Sex: A Black Feminist Critique of Antidiscrimination Doctrine, Feminist Theory and Antiracist Politics”, University of Chicago Legal Forum, 1989, n° 139, 139-167.
- Xavier DELGRANGE, “Les neutralités de l’entreprise, convictionnelle, commerciale ou managériale”, Revue trimestrielle des droits de l'Homme, 2023/1, n° 133, 67-100
- Nozizwe DUBE, “OP v. Commune d'Ans: When equality, intersectionality and state neutrality collide”, Maastricht Journal of European and Comparative Law, vol. 31, n° 3, 2024.
- Julie RINGELHEIM, “L’interdiction du port de signes religieux dans l’emploi public : les juridictions nationales dans le flou après l’arrêt O.P. c. Commune d’Ans de la Cour de justice de l’Union européenne”, J.L.M.B., 2024, Vol. 136, n° 8, 326-335.
- Sophie VINCENT et Jogchum VRIELINK, “Les discriminations multiples et intersectionnelles”, in I. HACHEZ et J. VRIELINK (eds.), Les grands arrêts en matière de handicap, Larcier, Brussel, 2020, 250-274.
- Raphaële XENIDIS, “Multiple discrimination in EU anti-discrimination law : towards redressing complex inequality?” in Uladzislau BELAVUSAU and Kristin HENRARD (eds), EU anti-discrimination law beyond gender, Hart Publishing, Oxford, 2018, 41-74.