Analyse van rechtspraak over de schadevergoeding voor discriminatie in de arbeidsbetrekkingen, en de cumul ervan met andere schadevergoedingen (oktober 2024)
In deze bijdrage analyseren we het herstel waarop slachtoffers van discriminatie aanspraak kunnen maken in het kader van de arbeidsbetrekkingen [1].
We brengen eerst de algemene principes over de schadevergoeding in herinnering. Vervolgens gaan we dieper in op de mogelijkheid tot cumul van de schadevergoeding wanneer er sprake is van meervoudige discriminatie, en op de mogelijkheid tot cumul van de schadevergoeding met andere schadevergoedingen.
Algemene principes inzake de schadevergoeding voor discriminatie
De sancties voor het niet respecteren van het discriminatieverbod moeten “doeltreffend, evenredig en afschrikkend” zijn [2]. Gelet op deze vereiste, en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie [3], koos de federale wetgever ervoor om te voorzien in een forfaitaire schadevergoeding voor de slachtoffers van discriminatie [4].
De wetgever was van oordeel dat de toepassing van het gemeen recht van de burgerlijke aansprakelijkheid “het slachtoffer niet de mogelijkheid bood om daadwerkelijk een vergoeding te krijgen voor de geleden schade”, meer bepaald gelet op het voornamelijk morele karakter van de geleden schade, waarvoor “de Belgische rechtbanken immers de neiging hebben om het slachtoffer een symbolische euro te schenken” [5]. De “forfaitisering” werd destijds ook voorgesteld als de tegenhanger van de keuze om het strafrechtelijk luik van de strijd tegen discriminatie in te perken. De forfaitaire schadevergoeding werd noodzakelijk geacht opdat het Belgische recht afschrikkende sancties zou blijven aanbieden tegen discriminatie [6].
In de andere domeinen van de federale antidiscriminatiewetgeving kunnen de slachtoffers van discriminatie aanspraak maken op een schadevergoeding die gelijk is aan een vast bedrag [7]. In het domein van de arbeidsbetrekkingen, daarentegen, kunnen de slachtoffers aanspraak maken op een forfaitaire vergoeding voor de morele en materiële schade die gelijk is aan zes maanden brutoloon [8]. Deze forfaitaire vergoeding wordt herleid tot drie maanden brutoloon wanneer de werkgever kan aantonen dat de betwiste ongunstige of nadelige behandeling ook op niet-discriminerende gronden getroffen zou zijn [9]. In de antidiscriminatiewetgeving wordt het begrip brutoloon niet gedefinieerd, maar uit de rechtspraak blijkt dat het niet alleen het vaste maandloon betreft, maar ook de andere voordelen die tegenover arbeid staan, zoals het privé gebruik van een bedrijfswagen en de verzekeringsbijdragen die de werkgever betaalt (Arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 28 juni 2021, www.unia.be). De forfaitaire vergoeding die een werkgever op basis van de antidiscriminatiewetgeving verschuldigd is, heeft niet de aard van een belastbaar beroepsinkomen (Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, 1 oktober 2021, www.unia.be ; Christian BUYSSE, ‘Werkgever schendt Antidiscriminatiewet : vergoeding niet belastbaar?’, Fiscoloog, nr. 1720, 7). Er is dus geen bedrijfsvoorheffing op verschuldigd. Aangezien de vergoeding geen vorm van verloning uitmaakt, maar materiële en morele schade herstelt, is zij evenmin onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen (Arbeidshof Brussel, 17 november 2015, J.T.T., 2016, 81; Willy VAN EECKHOUTTE en Vincent NEUPREZ, Compendium social - Droit du travail contenant des annotations fiscales, 2018-2019, Kluwer, 2018, nr. 2419, 1378).
Het systeem van de forfaitaire schadevergoeding werd, om verschillende redenen, bekritiseerd voor het Grondwettelijk Hof, maar het Grondwettelijk Hof heeft het systeem gevalideerd, want “de in het eerste onderdeel van het zevende middel bekritiseerde voorkeurbehandeling [d.i. de mogelijkheid om een forfaitaire schadevergoeding te krijgen] vindt een objectieve en redelijke verantwoording in de bijzondere bewijsproblemen die de slachtoffers van discriminatie ondervinden, niet alleen wat het vaststellen van de discriminatie zelf betreft maar ook ten aanzien van de schade, alsook in de bijzondere problemen om een vastgestelde discriminatie te doen ophouden. De vaststelling van de ernst van die problemen en de bekommernis daaraan tegemoet te komen, behoren tot de beleidsvrijheid van de wetgever.” (Grondwettelijk Hof, 12 februari 2009, arrest nr. 17/2009, overw. B.33.4).
Het Grondwettelijk Hof aanvaardde ook dat een onderscheid wordt gemaakt op het vlak van de schadevergoeding in het domein van de arbeidsbetrekkingen en in de andere domeinen (Grondwettelijk Hof, 12 februari 2009, arrest nr. 17/2009, overw. B.38.1) [10].
Overigens is het slachtoffer niet verplicht om een beroep te doen op de forfaitaire schadevergoeding: het staat het slachtoffer vrij om desgevallend volgens het gemeen recht herstel te vragen voor de werkelijk geleden schade [11].
Het systeem van de schadevergoeding is relatief eenvoudig, maar niettemin leidt het soms tot inventieve rechtspraak, in sommige gevallen zelfs contra legem [12].
Het vraagstuk van de cumul
Het vraagstuk van de cumul van schadevergoedingen voorzien in de antidiscriminatiewetgeving valt uiteen in twee delen:
- De cumul van verschillende schadevergoedingen voor discriminatie in het geval van meervoudige discriminatie.
- De cumul van de schadevergoeding voor discriminatie met andere vormen van schadevergoeding.
Dit vraagstuk sluit, in ruimere zin, aan bij dat van de cumul van schadevergoedingen in sociale zaken, waarover het Hof van Cassatie zich reeds heeft uitgesproken: het Hof van Cassatie is van oordeel dat de schadevergoedingen ingevolge ontslag, om gecumuleerd te kunnen worden, moeten overeenstemmen met verschillende doeleinden en een verschillende schade moeten dekken (Hof van Cassatie, 20 februari 2012, S.10.0048.F, www.juridat.be).
Het Hof van Cassatie heeft eveneens bepaald dat een cumul mogelijk is tussen twee schadevergoedingen die eenzelfde schade dekken, maar een verschillende oorzaak hebben (Hof van Cassatie, 3 december 2012, S.11.0014.F, www.juridat.be).
Cumul in het geval van meervoudige discriminatie
De beslissingen van de arbeidsrechtbanken en -hoven, in de rechtszaken waarin een meervoudige discriminatie werd ingeroepen, hebben betrekking op twee situaties: de situatie waarin één enkele discriminerende behandeling op basis van verschillende beschermde kenmerken wordt aangevoerd en de situatie waarin verschillende discriminerende behandelingen op basis van verschillende beschermde kenmerken wordt aangevoerd.
De arbeidsrechtbanken en –hoven verwijzen consequent naar de bovenvermelde principes inzake de cumul van schadevergoedingen zoals vastgesteld door het Hof van Cassatie, maar passen ze niet op coherente wijze toe.
In het geval van een weigering tot aanwerving, gebaseerd op de beschermde kenmerken geslacht en leeftijd, kende de arbeidsrechtbank van Luik een gedeeltelijke cumul toe, namelijk een schadevergoeding van negen maanden brutoloon. De arbeidsrechtbank oordeelde dat er sprake was van twee verschillende vormen van discriminatie en dat de schade “ten minste gedeeltelijk onderscheiden was wat de geleden morele schade betrof” (Arbeidsrechtbank Luik, 11 augustus 2017, Soc. Kron., 2018/05-06, 242-245).
Een andere rechtszaak betrof een farmaceutisch bedrijf dat had geweigerd om een dove vrouw die zwanger was in dienst te nemen. Zowel de arbeidsrechtbank als het arbeidshof van Antwerpen oordeelden dat de vrouw het slachtoffer was van een ‘drievoudige’ discriminatie. De eerste discriminatie was gebaseerd op het beschermd kenmerk handicap omdat de vrouw tijdens de sollicitatieprocedure een tijdelijke opdracht onder haar niveau was aangeboden. De tweede discriminatie was gebaseerd om de weigering om haar aan te werven voor de functie omwille van haar handicap. De derde discriminatie was gebaseerd op dezelfde weigering, maar dan omwille van haar zwangerschap. In tegenstelling tot de arbeidsrechtbank, die driemaal een forfaitaire schadevergoeding van zes maanden brutoloon had toegekend voor de verschillende discriminaties (Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 29 september 2020, www.unia.be), kende het arbeidshof slechts tweemaal een forfaitaire schadevergoeding van zes maanden brutoloon toe: één maal op basis van de Antidiscriminatiewet en één maal op basis van de Genderwet (Arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 28 juni 2021, www.unia.be). Volgens het arbeidshof waren de discriminaties waarmee het slachtoffer te maken kreeg omwille van haar handicap, tijdens de sollicitatieprocedure en tijdens de aanwerving, onderling verbonden en daarom konden ze slechts aanleiding geven tot het toekennen van één forfaitaire schadevergoeding [13].
Enkele weken eerder had de arbeidsrechtbank van Brussel een andere redenering gevolgd en een dubbele schadevergoeding toegekend voor discriminatie op grond van geslacht en geloof, niet omdat er sprake was van twee beschermde kenmerken zoals in de hierboven aangehaalde rechtszaken, maar omdat het slachtoffer twee keer na elkaar was afgewezen. De arbeidsrechtbank oordeelde dat de schade uniek was voor elk van de functies waarvoor zij had gesolliciteerd en dat er bijgevolg geen rekening kon worden gehouden met het veelvoud van de beschermde kenmerken (Arbeidsrechtbank Brussel, 3 mei 2021, www.unia.be).
Deze voorbeelden uit de rechtspraak tonen het gebrek aan coherentie aan tussen de beslissingen van de arbeidsrechtbanken en -hoven die de cumul soms rechtvaardigen door de aanwezigheid van verschillende beschermde kenmerken die aan de basis liggen van de discriminatie, en soms door het veelvoud van discriminerende behandelingen.
Door een Wet van 28 juni 2023 [14], heeft de wetgever het bestaan van meervoudige discriminaties wettelijk erkend, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen cumulatieve meervoudige discriminaties en intersectionele meervoudige discriminaties [15]. De wetgever gaf aan de rechtbanken en hoven ook uitdrukkelijk de bevoegdheid, zowel in het geval van cumulatieve als in het geval van intersectionele discriminatie, om rekening te houden met de verschillende beschermde kenmerken die aan de basis liggen van de discriminerende behandeling en om de forfaitaire schadevergoedingen te cumuleren [16].
Cumul met andere schadevergoedingen
Wanneer het slachtoffer van discriminatie is ontslagen, is het niet ongebruikelijk dat deze, naast het cumuleren van de vergoeding voor discriminatie met een eventuele opzeggingsvergoeding die aan de werknemer verschuldigd is (Arbeidshof Brussel, 28 november 2022, www.terralaboris.be en Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Verviers, 13 april 2023, www.unia.be), ook een veroordeling vordert van diens voormalige werkgever tot betaling van andere bedragen. In dit deel hebben we ervoor gekozen om de mogelijkheid te bespreken om een vergoeding voor discriminatie te cumuleren met:
- i. De vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag.
- ii. De beschermingsvergoeding voor ontslag op basis van zwangerschap.
- iii. De beschermingsvergoeding voor syndicale afgevaardigden.
- iv. De vergoeding voorzien door CAO nr. 103.
- v. en, los van ontslag: De vergoeding voorzien in geval van pesten op het werk.
i. De vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag
De rechtspraak is verdeeld over de vraag hoe een vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag op basis van CAO nr. 109 moet worden gecombineerd met een vergoeding wegens discriminatie.
De meerderheidsrechtspraak gaat ervan uit dat vergoedingen voor kennelijk onredelijk ontslag en vergoedingen voor discriminatie niet kunnen worden gecumuleerd aangezien CAO nr. 109 in een cumulverbod voorziet met "elke andere door de werkgever verschuldigde vergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst" (CAO nr. 109, artikel 9, § 3), behalve de vergoedingen die in de CAO zelf worden genoemd (Arbeidshof Brussel, 19 december 2023, www.unia.be ; Arbeidshof Brussel 23 mei 2022, www.unia.be ; Arbeidshof Brussel, 21 september 2020, www.unia.be; Arbeidsrechtbank Luik, 20 maart 2023 en Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Luik, 6 december 2022, www.unia.be).
Andere beslissingen voegen daaraan toe dat deze vergoedingen niet gecombineerd kunnen worden omdat ze een identieke grondslag en voorwerp hebben, waarbij de grondslag de onrechtmatige reden voor het ontslag is en het voorwerp de bestraffing van de fout van de werkgever (Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, 6 november 2018, www.unia.be en Arbeidsrechtbank Luik, 12 januari 2021, aangehaald in Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Verviers, 25 januari 2023, www.unia.be).
Een andere stroming in de rechtspraak aanvaardt daarentegen de cumul van deze vergoedingen wel (Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, 14 oktober 2019, www.unia.be ; Arbeidshof Brussel, 12 april 2021, www.terralaboris.be ; Arbeidshof Bergen, 23 september 2022, www.unia.be). Het arbeidshof van Bergen is van oordeel dat, in toepassing van de hiërarchie van normen, een CAO een werknemer niet kan verbieden om herstel te bekomen op basis van een hogere wettelijke norm (namelijk de antidiscriminatiewetgeving), en dat de twee schadevergoedingen in kwestie voortvloeien uit verschillende oorzaken en een verschillende schade herstellen. Volgens het arbeidshof is een schadevergoeding wegens discriminatie een civielrechtelijke sanctie die de nuttige werking van het discriminatieverbod moet verzekeren, terwijl een schadevergoeding op grond van CAO nr. 109 een sanctie is voor de fout van de werkgever en voor de schade die de werknemer heeft geleden als gevolg van het kennelijk onredelijk ontslag (Arbeidshof Bergen, 23 september 2022, www.unia.be).
Opheldering vanwege het Hof van Cassatie zou welkom zijn om deze controverse te beslechten.
ii. De beschermingsvergoeding voor ontslag op basis van zwangerschap
De arbeidshoven en -rechtbanken hebben meermaals het verzoek afgewezen om een vergoeding voor de bescherming tegen ontslag van een zwangere vrouw (Arbeidswet van 16 maart 1971, artikel 40) te combineren met een vergoeding als gevolg van discriminatie op grond van geslacht, op grond van het feit dat het voorwerp van de bescherming identiek was (Arbeidshof Brussel, 3 september 2014, www.terralaboris.be; Arbeidshof Brussel, 25 januari 2022, www.terralaboris.be). (Zie ook Arbeidsrechtbank Brussel, 7 februari 2022, www.terralaboris.be).
Meer recente rechtspraak laat de cumul van beide schadevergoeding wél toe. Zo werd bijvoorbeeld geoordeeld dat de morele schade geleden door een werkneemster die werd ontslagen wegens haar zwangerschap en deze geleden als gevolg van discriminatie op grond van haar geslacht niet samenvallen (Arbeidshof Luik, afdeling Namen, 3 november 2022, www.terralaboris.be en Arbeidshof Brussel, 15 maart 2023, www.terralaboris.be).
De wetgever maakte definitief een einde aan het debat door een nieuw lid toe te voegen aan artikel 23 van de voornoemde Genderwet. Dit lid stelt uitdrukkelijk dat forfaitaire schadevergoedingen wegens discriminatie "gecombineerd kunnen worden met beschermingsvergoedingen naar aanleiding van de beëindiging van een arbeidsrelatie, tenzij anders bepaald door of krachtens een wet. [17]"
In lijn met deze recente rechtspraak en wetswijziging heeft het arbeidshof van Antwerpen de cumul van drie vergoedingen toegestaan ten voordele van een werkneemster die werd ontslagen tijdens de beschermingsperiode van artikel 40 van de Arbeidswet en wier ontslag ook werd beschouwd als discriminatie op basis van de beschermde kenmerken geslacht en gezondheidstoestand. Volgens het Arbeidshof was deze cumul geoorloofd aangezien de teksten geen enkel verbod bevatten en de schade verschillend was (Arbeidshof Antwerpen, 4 januari 2024, www.unia.be).
iii. De beschermingsvergoeding voor syndicale afgevaardigden
De arbeidsrechtbank van Leuven oordeelde dat de ontslagbescherming die de Wet van 19 maart 1991 biedt aan personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk (Wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden) een lex specialis is die hen beschermt tegen elk ontslag, met inbegrip van een kennelijk onredelijk of discriminatoir ontslag, en dat een afgevaardigde die de bijzondere beschermingsvergoeding heeft genoten waarin de wet voorziet, daarbovenop niet kan genieten van de schadevergoeding wegens discriminatie (Arbeidsrechtbank Leuven, 5 augustus 2021, www.unia.be).
Deze beslissing werd echter in beroep hervormd door het arbeidshof van Brussel, dat deze cumul wél toestond, aangezien enerzijds de cumul tussen deze vergoedingen niet uitdrukkelijk is uitgesloten en zij anderzijds een verschillende schade herstellen (Arbeidshof Brussel, 6 mei 2024, www.unia.be). Ook andere beslissingen zijn in dezelfde lijn en staan een cumul van beide vergoedingen toe (Arbeidsrechtbank Brussel, 28 september 2023, www.unia.be en Arbeidsrechtbank Brussel, 20 april 2023, www.unia.be).
iv. Vergoeding voorzien bij CAO nr. 103
Naar aanleiding van het ontslag van een werkneemster wegens ‘afwezigheden die de organisatie van de onderneming ernstig verstoren’, hoewel zij recht had op 4/5e tijdskrediet voor de bijstand van een ernstig ziek familielid, zoals bepaald in CAO nr. 103, kende het arbeidshof van Bergen haar zowel de vergoeding van zes maanden brutoloon toe waarin de voormelde CAO voorziet, als de vergoeding voor discriminatie op grond van het beschermd kenmerk gezondheidstoestand – ervan uitgaande dat de werkgever niet had bewezen dat hij haar had ontslagen om redenen die geen verband hielden met haar tijdskrediet en haar gezondheidstoestand. Het arbeidshof oordeelde dat beide vergoedingen een verschillende oorzaak hebben (in het ene geval een civielrechtelijke sanctie om de doeltreffendheid van het discriminatieverbod te waarborgen en in het andere geval een sanctie wegens de fout van de werkgever) en een verschillende schade vergoeden en daarom gecumuleerd konden worden (Arbeidshof Bergen, 21 oktober 2022, www.unia.be).
v. Vergoeding in geval van pesten op het werk (intimidatie)
Over de mogelijkheid tot het cumuleren van de schadevergoeding op grond van de antidiscriminatiewetgeving en deze op grond van de antipestwetgeving lijkt er binnen de rechtspraak geen controverse te bestaan (Arbeidsrechtbank Brussel, 2 oktober 2017, www.unia.be en Arbeidshof Bergen, 15 maart 2024, www.unia.be) [18]. Het is echter wel mogelijk dat de cumul uitgesloten is wanneer exact dezelfde feiten aan de basis liggen van beide vorderingen tot schadevergoeding (Arbeidsrechtbank Brussel, 15 januari 2020, www.unia.be).
Naast de schadeloosstelling voor pesterijen voorzag de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers tijdens de uitvoering van hun werk, net als de antidiscriminatiewetgeving, in een bescherming tegen represailles en, in geval van overtreding, in de toekenning van een forfaitaire schadevergoeding. Voor handelingen die zowel ‘intimidatie’ (een vorm van discriminatie) als pesten op het werk kunnen uitmaken, heeft het arbeidshof de cumul van schadevergoedingen omwille van represailles waarin deze twee wetgevingen voorzien, uitgesloten, aangezien zij betrekking hebben op identieke doeleinden en schade (Arbeidshof Brussel, 15 mei 2012, www.unia.be).
Wat betreft de mogelijkheid om deze beschermingsvergoeding die wordt toegekend aan het slachtoffer van een represaillemaatregel te combineren met de vergoeding die voortvloeit uit een andere vorm van discriminatie, heeft de wetgever de Welzijnswet gewijzigd om dit uitdrukkelijk toe te staan [19]. De motivering hiervoor is dat deze vergoedingen niet dezelfde schade herstellen [20].
Voetnoten
[1] Het begrip ‘arbeidsbetrekkingen’ uit de antidiscriminatiewetgeving is ruimer dan enkel de betrekkingen tussen werkgever en werknemer. Zie meer bepaald de definitie in artikel 4, 1° van de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. In de rechtspraak werd geoordeeld dat eveneens als ‘arbeidsbetrekkingen’ kunnen worden beschouwd: de betrekkingen tussen een onderneming en een zelfstandige (Arbeidshof Gent, afdeling Brugge, 13 juni 2017, www.unia.be) en de betrekkingen tussen ondernemingen onderling (Arbeidsrechtbank Brussel, 3 september 2019, www.unia.be en Arbeidshof Brussel, 27 juni 2016, www.unia.be).
[2] EU-Kaderrichtlijn 2000/78/EU van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, overweging 35 en artikel 17 ; EU-Rasrichtlijn 2000/43/EU van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, artikel 15.
[3] Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelde, in verband met arbeidsbetrekkingen, dat “zo een lidstaat verkiest de schending van het discriminatieverbod door middel van een schadevergoeding te sanctioneren – wil haar doeltreffendheid en afschrikkend effect verzekerd zijn – die in elk geval in een passende verhouding moet staan tot de geleden schade en dus meer moet zijn dan een zuiver symbolische vergoeding om te beantwoorden aan wat voor een doeltreffende omzetting van de richtlijn in nationaal recht vereiste is” (Hof van Justitie van de Europese Unie, arrest nr. 14/83, 10 april 1984, Von Colson en Kamann, §§ 23-24).
[4] Wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden (Antiracismewet), artikel 16 ; Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (Antidiscriminatiewet), artikel 18 ; Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (Genderwet), artikel 23. De deelstaten hebben overeenkomstige bepalingen aangenomen.
[5] Ontwerp van wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, Parl.St. Kamer 2006-2007, 51-2722/1, 26.
[6] Ibid, 27.
[7] In de federale wetgeving ging het voordien om een forfaitair bedrag van 650 of 1.300 euro, al naargelang de verweerder al dan niet kon aantonen dat de nadelige behandeling ook zou zijn getroffen in afwezigheid van discriminatie. Deze bedragen werden verhoogd tot 1.950 en 3.900 euro door de Wet van 28 juni 2023 houdende wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen.
[8] In de voorbereidende werken van de Antidiscriminatiewet wordt gepreciseerd dat “het uitgewerkte systeem inzake forfaitaire schadevergoeding zijn expliciete legitimatie vindt in de Europese rechtspraak van het Hof van Justitie [Hof van Justitie van de Europese Unie, arrest nr. C-180/95, 22 april 1997, Draehmpaehl] en de praktijk om schendingen van nationale ‘ontslagbeschermingen’ in de regel te sanctioneren met de betaling van een vergoeding gelijk aan 6 maanden loon” (Ontwerp van wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, Parl.St. Kamer 2006-2007, 51-2722/1, 60).
[9] De mogelijkheid om de schadevergoeding te herleiden impliceert dat, wanneer een ongunstige behandeling (zoals een ontslag) wordt getroffen zowel op basis van discriminerende motieven als op basis van andere motieven, de discriminatie niet wordt ‘geneutraliseerd’ door die andere motieven, maar dat de verschuldigde vergoeding enkel kan worden verminderd. Zie in die zin Arbeidshof Brussel, 27 juni 2023, www.unia.be. In dezelfde zin Arbeidshof Brussel, 26 april 2023, www.unia.be: « Indien de ongunstige behandeling verschillende oorzaken heeft, volstaat het dat één ervan verband houdt met een beschermd kenmerk om aan de behandeling een discriminerend karakter toe te kennen.”
[10] Zie ook Grondwettelijk Hof, 7 juni 2018, arrest nr. 70/2018 waarin een prejudiciële vraag werd beantwoord die betrekking had op het verschil in behandeling behandeling tussen een werkgever die zich schuldig maakte aan discriminatie en een andere persoon die zich schuldig maakte aan eenzelfde discriminatie.
[11] In de praktijk kiezen slachtoffers zelden voor deze alternatieve mogelijkheid en nog minder vaak wordt ze aanvaard in de rechtspraak (zie bijvoorbeeld het arrest van het Arbeidshof Brussel, 15 juni 2010, www.unia.be waarin het slachtoffer een schadevergoeding vroeg voor de werkelijk geleden schade, maar waarin de rechter geen discriminatie vaststelde). Zie in dezelfde zin Arbeidsrechtbank Brussel, 17 januari 2020 (hervormd door Arbeidshof Brussel, 24 april 2023, www.unia.be voor wat betrof het aspect discriminatie) over een arts die in een ziekenhuis werkte en wiens contract niet met een jaar werd verlengd omwille van zijn leeftijd. De arts verzocht om een vergoeding voor de werkelijk geleden schade, bestaande uit het verlies van de kans om nog minstens één jaar te kunnen blijven werken, maar de arbeidsrechtbank was van mening dat deze beoordeling te willekeurig was en kende een forfaitaire schadevergoeding toe. Het arbeidshof van Brussel heeft overigens bevestigd dat het slachtoffer zelfs nog voor de forfaitaire schadevergoeding kan kiezen wanneer herstel in natura nog mogelijk is, en dat deze keuze, voorzien door de wetgever, niet als rechtsmisbruik kan worden beschouwd (Arbeidshof Brussel, 15 mei 2015, www.unia.be).
[12] Zie meer bepaald een vonnis van de arbeidsrechtbank van Waals-Brabant waarin werd geoordeeld dat de eiser geen enkel element had aangevoerd dat toeliet om de geleden materiële schade aan te tonen, terwijl de eiser een forfaitaire schadevergoeding had gevraagd. De arbeidsrechtbank oordeelde dat (enkel) de morele schade van het slachtoffer kon worden vergoed door een forfaitaire schadevergoeding toe te kennen van 650 euro (Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, 19 februari 2019, www.unia.be). Het vonnis werd hervormd in hoger beroep en de eiser kreeg een schadevergoeding van drie maanden brutoloon (Arbeidshof Brussel, 31 januari 2023, www.unia.be).
[13] Het arbeidshof van Luik volgde een gelijkaardige redenering in de afwezigheid evenwel van een meervoudige discriminatie. Een werknemer kreeg te maken met de weigering van zijn werkgever om redelijke aanpassingen toe te staan wegens zijn handicap. De weigering werd gevolgd door een beslissing om de werknemer te ontslaan. Volgens het arbeidshof vormden de twee ongunstige behandelingen weliswaar twee verschillende handelingen, maar waren de oorzaken van de twee discriminaties en de geleden schade dezelfde en daarom was een cumul van schadevergoedingen niet gerechtvaardigd (Arbeidshof Luik, afdeling Namen, 18 maart 2021, www.unia.be).
[14] Wet van 28 juni 2023 houdende wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, artikel 4.
[15] Voor meer info zie: Intersectionaliteit en discriminatie | Unia.
[16] Artikel 18, § 2, 3° en 4° van de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, zoals gewijzigd door artikel 11 van de bovenvermelde wet van 28 juni 2023.
[17] Wet van 15 november 2022 tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen en van de wet van 16 december 2002 houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, artikel 12. In de voorbereidende werkzaamheden wijst de wetgever op het volgende « De finaliteit van het antidiscriminatierecht verschilt met deze van het arbeidsrecht. Daarom moet het mogelijk zijn om, met inachtneming van de voorwaarden die door de rechtspraak over cumulatie worden opgelegd, een forfaitaire betaling te combineren met een beschermingsbetaling op grond van het arbeidsrecht, tenzij dit expliciet wordt uitgesloten. » Parl.St., Memorie van Toelichting, Kamer, 2021-2022, 55 2813/001, 23-24.
[18] Arbeidsrechtbank Brussel, 2 oktober 2017, www.unia.be : Er is een cumulatie van de opzeggingsvergoeding, de schadevergoeding wegens schending van de antidiscriminatiewetgeving, de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en de schadevergoeding wegens ondervonden pesterijen. Meer recent heeft Arbeidshof. Bergen, 15 maart 2024, www.unia.be een schadevergoeding toegekend voor seksuele intimidatie op het werk, niet-naleving van de Welzijnswet, misbruik van het ontslagrecht en discriminatie op basis van gezondheidstoestand.
[19] Artikel 32tredecies van de Wet van 4 augustus 1996; Wet van 7 april 2023 tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 tot bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, de wet van 30 juli 1981 tot bestrijding van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, de wet van 10 mei 2007 tot bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers bij de uitvoering van het werk, voor wat betreft de bescherming tegen nadelige maatregelen, artikel 14.
[20] Parl.St., Memorie van Toelichting, Kamer, 2022-2023, 55 3021/001, 14.
Verwante pagina's
Analyse van rechtspraak over psychosociale risico's op het werk van arbeidsgerechten (maart 2024)
De FOD WASO heeft samen met academici een overzicht gemaakt van rechtspraak over psychosociale belasting op het werk. Ontdek meer.
Analyse van rechtspraak over discriminatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (juli 2024)
De rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg werd door Unia geanalyseerd, volgens beschermd kenmerk en volgens rechtstechniek.
Analyse van rechtspraak over negationisme (maart 2024)
De Negationismewet bestraft openbaar ontkennen, schromelijk minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide. Ontdek onze analyse van de rechtspraak.