Arbeidshof Brussel (Franstalig), 16 juli 2024
Het arbeidshof verklaart ook in hoger beroep het derdenverzet van het Centre d’action laique tegen een beschikking van 3 mei 2021 onontvankelijk. In die beschikking veroordeelde de arbeidsrechtbank de MIVB voor het discrimineren van een sollicitante met een hoofddoek.
[Eerste aanleg: Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalige), 6 oktober 2022]
[Zie ook: Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalige), 3 mei 2021]
[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsende taalgebruik bevatten.]
Feiten
In een beschikking van 3 mei 2021 veroordeelde de arbeidsrechtbank van Brussel de MIVB voor het discrimineren van een sollicitante met een hoofddoek. De MIVB besliste om niet in beroep te gaan tegen die uitspraak.
Het Centre d’action laique had derdenverzet aangetekend tegen de beschikking van 3 mei 2021. Op 6 oktober 2022 oordeelde de arbeidsrechtbank van Brussel dat het derdenverzet van het Centre d’action laique onontvankelijk was wegens gebrek aan belang.
Tegen deze beslissing werd hoger beroep aangetekend.
Beslissing
Het arbeidshof oordeelt eveneens dat het derdenverzet van het Centre d’action laique onontvankelijk is. Het arbeidshof baseert dit oordeel op drie wettelijke bepalingen:
- Artikel 17 Gerechtelijk Wetboek.
- Artikel 1122 Gerechtelijk Wetboek.
- Artikel 25 van de Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 4 september 2008 ter bevordering van diversiteit en ter bestrijding van discriminatie in het Brussels gewestelijk openbaar ambt.
Artikel 17, 2e lid Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat rechtspersonen die de bescherming beogen van de rechten van de mens of de fundamentele vrijheden, onder bepaalde voorwaarden, in rechte kunnen optreden om een louter collectief belang na te streven. Maar er moet daarbij, gelet op artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek, ook rekening worden gehouden met de specifieke bepalingen uit de ordonnantie van 4 september 2008. Artikel 25, § 2 van die ordonnantie bepaalt dat rechtspersonen in rechte kunnen optreden op voorwaarde dat het slachtoffer van de discriminatie daarmee instemt. Het arbeidshof oordeelt dat artikel 25 van de ordonnantie van 4 september 2008 primeert op artikel 17 Gerechtelijk Wetboek.
Artikel 1122 Gerechtelijk Wetboek gaat over derdenverzet en bepaalt dat rechtspersonen de mogelijkheid hebben om derdenverzet in te stellen tegen een beslissing die hun rechten benadeelt. Deze bepaling moet volgens het arbeidshof strikt worden geïnterpreteerd om te vermijden dat slachtoffers van discriminatie door organisaties zouden worden meegesleurd in allerlei ideologische debatten. Het arbeidshof oordeelt dat het Centre d’action laique geen derdenverzet kan instellen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 1122 Gerechtelijk Wetboek. Het Centre d’action laique toont immers niet aan waarom de oorspronkelijke beschikking haar rechten heeft benadeeld.
Gelet op deze beslissing acht het arbeidshof het niet nodig om ook nog na te gaan of het Centre d’action laique voldoet aan de voorwaarden uit artikel 25 van de ordonnantie van 4 september 2008.
Het Observatoire européen des fondamentalismes en twee personen hadden eveneens derdenverzet ingesteld. Ook dit derdenverzet werd afgewezen door het arbeidshof omdat ze niet hadden aangeduid waarom de oorspronkelijke beschikking hun rechten benadeelde.
Elke verliezende partij werd veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding aan elke winnende partij van 1.560 euro (voor de eerste aanleg) en 1.800 euro (voor het hoger beroep).
Unia was betrokken partij.
Afgekort: Arbh. Brussel (Fr.), 16-7-2024 – rolnummer 2023/AB/58 en 2023/AB/126
Wetgeving: Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ter bevordering van diversiteit en bestrijding van discriminatie in het Brussels gewestelijk openbaar ambt (4 september 2008)