Rechtspraak over discriminatie

Een werknemer, slachtoffer van een arbeidsongeval, wordt ontslagen 2 maanden voor de consolidatie van zijn letsels. Hij roept discriminatie in op grond van weigering van redelijke aanpassing en gezondheidstoestand. 

Een werkneemster, slachtoffer van een arbeidsongeval, kan het staande werk niet meer aan. De zaak betreft enerzijds een betwisting betreffende de opzeg, anderzijds wordt een discriminatie ingeroepen op grond van handicap. 

Een gevoeligheid voor bepaalde allergenen op de werkplaats, met een huidaandoening als gevolg, kan als een handicap worden beschouwd.

Het Grondwettelijk Hof oordeelt in dit arrest dat het beschermd criterium syndicale overtuiging moet worden toegevoegd aan de beschermde criteria uit de antidiscriminatiewet.

Een krant weigert om een advertentie te plaatsen van een fractievoorzitter van het Vlaams Belang om ideologische en commerciële redenen. De rechtbank van eerste aanleg oordeelt dat de krant zich niet schuldig maakt aan een schending van de antidiscriminatiewet.

Een man wordt vervolgd wegens aanzetten tot haat, discriminatie en segregatie. Verschillende artikels in een tijdschrift kunnen bestempeld worden als een inbreuk op de antiracismewet. 

In 2007 werd de antidiscriminatiewetgeving grondig hervormd. Het Grondwettelijk Hof interpreteert in dit arrest (nr. 41/2009) enkele bepalingen uit de antidiscriminatiewet van 2007.

In 2007 werd de antidiscriminatiewetgeving grondig hervormd. Het Grondwettelijk Hof interpreteert in dit arrest (nr. 40/2009) enkele bepalingen uit de wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden.

In 2007 werd de antidiscriminatiewetgeving grondig hervormd. Het Grondwettelijk Hof interpreteert in dit arrest (nr. 39/2009) enkele bepalingen uit de antidiscriminatiewet van 2007.

Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2000/78 verzet zich niet tegen een nationale maatregel die geen nauwkeurige opsomming bevat van de doelstellingen die een afwijking van het principiële verbod van discriminatie op grond van leeftijd kunnen rechtvaardigen. 

Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2000/78 biedt de lidstaten de mogelijkheid om te voorzien in bepaalde vormen van verschil in behandeling op grond van leeftijd, wanneer zij „objectief en redelijk” worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.