Arbeidshof Brussel (Franstalig), 26 november 2024
Het arbeidshof bevestigt een vonnis van de arbeidsrechtbank waarin werd geoordeeld dat het ontslag om dringende reden van een directeur gerechtvaardigd was. De directeur had op Facebook racistische commentaar geplaatst onder een publicatie van het Vlaams Belang.
[Eerste aanleg: Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Waver, 25 april 2023]
[Zie ook: Arbeidshof Brussel (Franstalig), 22 december 2022]
Feiten
Een man, die directeur was bij een intercommunale, werd ontslagen om dringende reden. Hij had op Facebook een racistische, haatdragende en stigmatiserende commentaar geplaatst onder een publicatie van het ‘Vlaams Belang – Nos Gens d’Abord’. Enkele maanden voordien had hij al een schriftelijke verwittiging gekregen omdat hij aan werknemers van de intercommunale e-mails had gestuurd met een racistische, xenofobe en haatdragende inhoud. De arbeidsrechtbank oordeelde dat het ontslag om dringende reden gerechtvaardigd was.
De man ging in hoger beroep tegen het vonnis.
Beslissing
Het arbeidshof bevestigde het vonnis van de arbeidsrechtbank.
De man had verwezen naar het recht op bescherming van het privéleven en het recht op vrije meningsuiting:
- Wat het recht op bescherming van het privéleven betreft, oordeelde het arbeidshof dat dit recht geen absoluut recht is en dat beperkingen mogelijk zijn mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Het arbeidshof verwees hierbij naar het concept van de 'redelijke verwachtingen' en naar het feit dat het gebruik van sociale media de context van het privéleven overstijgt. De man kon redelijkerwijze niet verwachten dat de commentaar die hij had geplaatst, beschermd zou worden op grond van zijn recht op privacy.
- Wat het recht op vrije meningsuiting betreft, oordeelde het arbeidshof dat ook dit recht geen absoluut recht is en dat beperkingen mogelijk zijn mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Volgens het arbeidshof was de commentaar die de man had geplaatst een voldoende zwaarwichtige fout, die het vertrouwen tussen de partijen onmiddellijk en definitief had verbroken en die een ontslag om dringende reden rechtvaardigde.
Het arbeidshof verwees onder meer naar de volgend elementen:
- De man oefende een verantwoordelijke functie uit in een bedrijf dat publieke diensten aanbood en hij diende zich met de nodige reserves op te stellen.
- Het arbeidsreglement bevatte regels over het gebruik van sociale media en de commentaren op de sociale media hadden een openbaar karakter.
- De man had eerder al een verwittiging gekregen en hij was verwikkeld geweest in een procedure waarin ook Unia betrokken was. Dit had hem moeten aanmanen tot meer voorzichtigheid.
Aandachtspunt
De man had opnames gemaakt van gesprekken met collega's en die als bewijsstuk toegevoegd aan het dossier. Het arbeidshof oordeelde dat geen rekening mocht worden gehouden met die bewijsstukken omdat:
- de opnames werden gemaakt zonder medeweten van de gesprekspartners (die ook niet betrokken waren bij de lopende procedure)
- niets erop wees dat de opnames en de weergave ervan betrouwbaar waren
- de man ook op een andere manier tewerk had kunnen gaan. Hij had aan de gesprekspartners kunnen vragen om de feiten die in de gesprekken aan bod kwamen op papier te zetten. Of hij had aan het arbeidshof kunnen vragen om de gesprekspartners te horen als getuigen
Unia was geen betrokken partij.
Afgekort: Arbh. Brussel 26/11/2024 - rolnummer 2023/AB/415
Wetgeving:
- Artikel 8 en artikel 10 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (4 november 1950) (artikel 8 EVRM) (artikel 10 EVRM)
- EU-Verordening 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (...) (27 april 2016)
- Artikel 19 en artikel 22 Grondwet
- Wet betreffende de elektronische communicatie (13 juni 2005)