Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 24 april 2023

24 april 2023
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Handicap
Gerechtelijk arrondissement: Antwerpen
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank

Een man wilde, na een afwezigheid wegens depressie/burn-out, terug werken. Hij kreeg niet de mogelijkheid om het werk progressief te hervatten en werd uiteindelijk ontslagen. De arbeidsrechtbank oordeelde dat de man werd gediscrimineerd op basis van handicap en dat het bedrijf redelijke aanpassingen had geweigerd.

Datum: 24 april 2023

Instantie: arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen

Criterium: handicap

Domein: werk

De feiten  

Een man werkte in een bedrijf dat het vervoer van containers regelt. Na een lange periode van afwezigheid wegens depressie/burn-out wilde hij het werk hervatten, maar het bedrijf liet weten dat er onvoldoende werk was wegens de coronacrisis. Uiteindelijk werd de man ontslagen.

De chronologie van de feiten is als volgt:

  • 15 mei 2013: de man trad in dienst van het bedrijf.
  • 14 juli 2018: de man werd arbeidsongeschikt wegens depressie/burn-out.
  • 19 januari 2021: de preventieadviseur-arbeidsarts oordeelde dat de man halftijds het werk mocht hervatten.
  • 22 januari 2021: het bedrijf liet weten dat er onvoldoende werk was wegens de coronacrisis en zette de man op tijdelijke werkloosheid.
  • 2 augustus 2021: het bedrijf ontsloeg de man en gaf als reden dat de coronacrisis een negatief effect had op de economische activiteit.

De man meende dat het ontslag was ingegeven door discriminatie op basis van handicap. Bovendien meende hij dat het bedrijf had geweigerd om in redelijke aanpassingen te voorzien. Hij vroeg daarom tweemaal de forfaitaire schadevergoeding van zes maanden brutoloon uit de Antidiscriminatiewet.

Beslissing 

De arbeidsrechtbank oordeelde dat een depressie/burn-out een handicap is in de zin van EU-richtlijn 2000/78/EG, namelijk een beperking die het gevolg is van langdurige lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die, in wisselwerking met diverse drempels, de betrokkene kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen.

De arbeidsrechtbank verwees in dat verband naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ 11 april 2013, C-335/11 en C-337/11, HK Danmark; HvJ 18 december 2014, C-354/13, FOA; HvJ 11 september 2019, C-397/18; Nobel Plastiques Ibérica en HvJ 10 februari 2022, C-485/20, HR Rail).

De man had volgens de arbeidsrechtbank feiten aangevoerd die het bestaan van discriminatie op grond van handicap konden doen vermoeden. Zo werd door het bedrijf onder meer nog een vacature gepubliceerd op het ogenblik dat de man als enige op tijdelijke werkeloosheid werd gezet. Het bedrijf kon vervolgens niet aantonen dat de man werd ontslagen om economische redenen of omwille van het weigeren van een alternatieve functie. Bovendien was de man ontslagen en niet een werknemer die minder lang in dienst was. Volgens de arbeidsrechtbank werd de man gediscrimineerd op grond van handicap.

De man kreeg ook niet de mogelijkheid om het werk progressief te hervatten. Daarom was er volgens de arbeidsrechtbank ook sprake van het weigeren van redelijke aanpassingen.

De discriminatie op basis van handicap en het weigeren van redelijke aanpassingen waren volgens de arbeidsrechtbank met elkaar verweven, zodat één maal zes maanden brutoloon volstond als schadevergoeding.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbrb. Antwerpen, afd. Antwerpen, 24-4-2023 – rolnummer 22/1724/A