Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Nijvel, 12 maart 2020

12 maart 2020
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Andere gronden
Gerechtelijk arrondissement: Nijvel
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank

In dit vonnis licht de arbeidsrechtbank toe onder welke voorwaarden opnames van telefoongesprekken kunnen worden gebruikt om discriminatie te bewijzen.

Datum: 12 maart 2020

Instantie: arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Nijvel

Criterium: andere discriminatiegronden

Domein: werk

De feiten  

Een vrouw was tewerkgesteld met een interimcontract met een duurtijd van zes maanden. De eindgebruiker was erg tevreden over haar werk en er werd haar gezegd dat ze een vast contract zou krijgen. Maar nadat de vrouw een attest had opgestuurd waaruit bleek dat ze zwanger was, werd het interimcontract niet verlengd. De arbeidsrechtbank oordeelde dat er sprake was van discriminatie op grond van het geslacht en kende een forfaitaire schadevergoeding toe van zes maanden brutoloon.

De vrouw had opnames gemaakt van de telefoongesprekken die ze had gevoerd met het interimkantoor en de eindgebruiker (zonder dat ze hen daarvan op de hoogte had gebracht). De arbeidsrechtbank gaat in dit vonnis na onder welke voorwaarden het gebruik van opnames van telefoongesprekken toegelaten kan worden als bewijs.

Beslissing 

De arbeidsrechtbank stelt dat het opnemen van telefoongesprekken, zonder de gesprekspartner daarvan op de hoogte te brengen, in principe haaks staan op het recht op privacy dat wordt gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, behalve wanneer de opnames enkel bedoeld zijn voor privédoeleinden en niet worden gebruikt met een bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden (artikel 314bis, § 2, 2e lid Strafwetboek).

Wanneer de rechter oordeelt of een opname toegelaten kan worden als bewijsmiddel, moet hij nagaan of aan het criterium van de redelijke privacyverwachting is voldaan (Hof van Cassatie 9 september 2008, nr. P.08.0276.N, Arr. Cass. nr. 458, p. 1898).

De arbeidsrechtbank oordeelt dat de opnames niet in strijd zijn met het criterium van de redelijke privacyverwachting en kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel:

  • De opgenomen gesprekken waren louter professioneel van aard en er werden geen elementen uit het privéleven aangehaald tijdens de gesprekken. Er werd weliswaar melding gemaakt van de zwangerschap van de vrouw, maar daarvan waren op dat moment al de betrokkenen van op de hoogte.
  • De vrouw was eerder al het slachtoffer geweest van discriminatie. Het enige doel van de opnames was om een bewijs te hebben van de gewijzigde houding, vóór en na het bekendmaken van de zwangerschap.
  • Er werd niets op papier gezet. Zonder de opnames zou de vrouw geen bewijzen hebben gehad.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbrb. Waals-Brabant, afd. Nijvel, 12-3-2020 – rolnummer 17/1451/A