De toegang van personen met een handicap tot sociale huisvesting

7 augustus 2013
Actiedomein: Huisvesting
Discriminatiegrond: Handicap
Bevoegdheidsniveau: Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Bestemmeling: de Brusselse staatssecretaris bevoegd voor huisvesting.

Andere betrokken instanties: Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, Service PHARE (Personne Handicapée Autonomie Recherchée), Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Vaststelling

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ontvangt elke jaar meldingen van personen met een handicap die van de wachtlijsten worden geschrapt omdat ze een sociale woning hebben geweigerd die niet aangepast is aan hun handicap.

Artikel 15 van het besluit van de Brusselse regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen voorziet dat een kandidaat die een woning weigert, zonder daarvoor een aanvaardbare reden op te geven, uit het register wordt geschrapt. Die beslissing houdt in dat de kandidaat zich de volgende zes maanden niet opnieuw kan inschrijven bij een maatschappij. 

De persoon met een handicap moet dus de Openbare Vastgoedmaatschappij (OVM) overtuigen van zijn aanvaarbare reden tot weigering. Hoewel in de meerderheid van de gevallen de OVM, die hier een appreciatiebevoegdheid heeft, zich begrijpend opstelt en die reden aanvaardt, kan niet worden vermeden dat in een aantal gevallen de schrapping onredelijk is. Bovendien moet erop worden gewezen dat de kans op een eventuele schrapping tot gevolg heeft dat de kandidaat-huurder onder druk gezet wordt en soms een woning aanvaardt die eigenlijk niet aan zijn behoeften is aangepast, met alle moeilijkheden van dien.

In het kader van de antidiscriminatiewetgeving zou zo'n weigering beschouwd kunnen worden als een weigering van redelijke aanpassingen. Het zou opportuun zijn daartegen bescherming te voorzien in de wetgeving rond sociale huisvesting. 

Artikel 15ter van het besluit van 26 september 1996 voorziet een aantal situaties waarin kandidaat-huurders een woning kunnen weigeren zonder te worden geschrapt uit het register. Het gaat daarbij vooral om (het ontbreken van) essentiële voorzieningen, zoals de aanwezigheid van drinkbaar water of een douche.

Voorstel van het Centrum

Het Centrum vraagt om een alinea toe te voegen aan artikel 15 ter van het besluit. In die alinea kan worden voorzien dat kandidaat-huurders die een woning weigeren die niet is aangepast aan hun handicap de facto niet uit het register worden geschrapt.

Indien de huisvestingsmaatschappij meent dat een woning aangepast is aan de noden van de kandidaat-huurder, moet zij haar beslissing motiveren - rekening houdend met de antidiscriminatiewetgeving. Tegen haar beslissing kan een hoger beroep ingediend worden.

Er moet een systeem worden ingevoerd om het criterium ‘aangepaste woning’ te objectiveren. Dat om te vermijden dat om het even welke handicap kan leiden tot het weigeren van om het even welke woning. Zo zou, bijvoorbeeld, voorzien kunnen worden dat een beroep gedaan wordt op organisaties die expertise hebben rond toegankelijkheid.

Wettelijke referenties

  • Besluit van de Brusselse regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen
  • Ordonnantie van 19 maart 2009 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse huisvestingscode