Arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 4 oktober 2022

4 oktober 2022
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Racisme
Gerechtelijk arrondissement: Antwerpen
Rechtsmacht: Arbeidshof

Een schoonmaker wordt ontslagen om dringende redenen. Een verantwoordelijke van het schoonmaakbedrijf geeft toelichting bij dit ontslag aan één van de klanten waar de man werkte en doet een aantal racistische uitspraken. Het arbeidshof oordeelt – anders dan de arbeidsrechtbank – dat het ontslag geen discriminatie uitmaakt op grond van de Marokkaanse origine van de man.

Datum:  4 oktober 2022

Instantie: arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen

Criterium: racisme

Actiedomein: werk

De feiten   

Een man werkt in opdracht van een schoonmaakbedrijf in twee bedrijven. Hij wordt ontslagen om dringende redenen omdat er in één van de twee bedrijven klachten waren over zijn werk en omdat hij zich agressief zou hebben gedragen.

De verantwoordelijke van het andere bedrijf – die erg tevreden is over het werk van de man – begrijpt niet waarom hij ontslagen werd. Ze neemt contact op met het andere schoonmaakbedrijf en krijgt te horen dat de man volgens hen geen vrouwelijk gezag kon verdragen. Er worden ook enkele racistische uitspraken gedaan zoals “ze hebben het in hun cultuur moeilijk met instructies van een vrouwelijke collega”, “als ze met twee of drie mensen van dezelfde origine samen zijn, dan zijn er steeds problemen” en “ze moeten zich maar schikken naar de waarden van de Westerse maatschappij”. De verantwoordelijke van het andere bedrijf is gechoqueerd door die uitspraken. Ze schrijft een uitgebreide verklaring en neemt contact op met Unia en de sociale inspectie. Ze spoort de man aan om zijn ontslag aan te vechten.

De arbeidsrechtbank oordeelt dat het ontslag ingegeven is door discriminatie op grond van raciale kenmerken.

Beslissing

Het arbeidshof volgt de redenering van de arbeidsrechtbank niet en plaatst vraagtekens bij de objectiviteit van de verantwoordelijke die de feiten meldde aan Unia en de sociale inspectie.

De racistische uitspraken wekken volgens het arbeidshof een vermoeden van discriminatie op basis van de Marokkaanse afkomst van de man. De bewijslast verschuift dus naar de werkgever. Het arbeidshof oordeelt vervolgens dat de werkgever voldoende objectief tegenbewijs kon aanbrengen dat aantoonde dat er voldoende tekortkomingen waren die het ontslag konden rechtvaardigen. De schoonmaker werd volgens het arbeidshof ontslagen omwille van zijn gedrag en zijn geschiktheid voor het werk en er speelden geen argumenten of vooroordelen van racistische, xenofobe of islamofobe aard mee. Het arbeidshof wijst er onder meer op dat de schoonmaker zelf geen melding deed bij Unia.

Unia adviseerde de vakbond, maar was geen betrokken partij in de rechtszaak.

Afgekort: Arbh. Antwerpen, afd. Antwerpen, 04-10-2022