Arbeidshof Brussel, 4 januari 2022

4 januari 2022
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Handicap
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidshof

Een man werkt, sinds 2006, via zijn BVBA voor een bedrijf. In 2017 kondigt de man aan dat hij voortaan in een rolstoel naar het werk zal komen. Niet veel later zegt het bedrijf de samenwerkingsovereenkomst op. In zijn advies stelt de arbeidsauditeur vast dat de man het slachtoffer is geworden van een ongunstige behandeling omwille van zijn handicap, maar hij past de Antidiscriminatiewet niet toe omdat de dienstverleningsovereenkomst werd afgesloten tussen twee vennootschappen.

Datum: 4 januari 2022

Instantie: Arbeidshof Brussel

Criterium: handicap

Actiedomein: arbeid

Thema:

Bij vonnis van 3 september 2019 verklaart de arbeidsrechtbank in Brussel de vordering van de man gegrond.  De chronologie van de feiten brengt de rechtbank ertoe om te besluiten dat er een vermoeden van discriminatie op basis van handicap is. De rechter wijst er verder op dat het bedrijf er niet in slaagt om het tegenbewijs te leveren dat de samenwerking op basis van andere criteria dan de handicap is beëindigd. Dat de samenwerking tussen het bedrijf en de man plaatsvond via een dienstverleningsovereenkomst doet volgens de rechter geen afbreuk aan de bescherming van de Antidiscriminatiewet. De bescherming van die wet is van openbare orde, ongeacht in welke juridische vorm de arbeid wordt verricht.

Beslissing:

Het arbeidshof bevestigt de uitspraak geveld in eerste aanleg, doch de vraag van Unia voor schadevergoeding ten behoeve van de instelling wordt afgewezen.

Unia was betrokken partij.

Afgekort: AHof.Brussel, 4 januari 2022

Downloads